Kerk & religie

Een zucht

Het voorbeeld van de zich prijzende farizeeër en de arme tollenaar toont ons dat de Heere Jezus Zijn heil schenkt aan boetvaardigen. De farizeeër dankte God wel en schreef zichzelf niet toe hetgeen hij goed had gedaan. Hij vernederde zich in zoverre voor God en gaf Hem de lof. Nochtans achtte hij zich beter dan die tollenaar. Daarom werd hij verworpen.

28 April 2006 08:28Gewijzigd op 14 November 2020 03:42

De arme tollenaar kon zich noch voor God, noch voor de mensen roemen en nam alleen de toevlucht tot de genade van God. „Hij ging af, gerechtvaardigd in zijn huis, meer dan die.” Hij ging uit zijn huis, gelijk Adam uit het paradijs vol vrees en schaamte over zijn begane zonden. Hij kwam er in met de genade van God bekleed. Hij droeg de genade van God in zijn hart en de hemel onder zijn dak en kon zingen: Heden is mijn ziel zaligheid geschied.De farizeeër ging opwaarts voor het altaar en meende dat God de Heere zijn naam aanstonds in het boek des levens moest schrijven, omdat Hij hem zo veel genade boven die ander had geschonken. Maar de tollenaar dacht: Ach, mocht ik slechts een portier zijn in het huis van mijn God. Het gebed van de farizeeër was gelijk een lang lied op een valse toon. Dat van die arme tollenaar was een korte zucht, die bij de engelen Gods in de hemel blijdschap verwekte.

Johan Lodewijk Langhans, predikant van de keurvorst van de Palts (”Davids boetvaardigheid”, 1725)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer