Werkplaats voor harten van kinderen
LEIDEN - Kinderen in de zestiende eeuw moesten de Heidelbergse Catechismus uit hun hoofd leren - „by heart.” Een bijzondere methode, vindt prof. dr. W. Verboom. „Niet vrijblijvend, niet afstandelijk, maar persoonlijk: „Ik…” Er was een duidelijk besef dat de leerdienst, het catechisatielokaal, een plaats is waar de Heilige Geest in de harten van kinderen werkt.”
Op een tafel naast zijn lessenaar in de Leidse collegezaal ligt een stapeltje boeken. Oude uitgaven van de catechismus, verklaringen, enkele studies. Dr. Verboom laat ze een voor een door de zaal gaan, zodat iedereen ze even kan inzien. „Ik vind het heerlijk om in het brongebied van de gereformeerde traditie te vertoeven”, verduidelijkt hij. „De spiritualiteit daarvan raakt mij persoonlijk.”Zo’n 25 mensen volgden dinsdagavond zijn college over de Heidelbergse Catechismus. Een paar studenten, verder vooral ambtsdragers, gemeenteleden en andere belangstellenden. De bijeenkomst is de eerste in een reeks van vijf en maakt deel uit van de serie ”In het brongebied van de gereformeerde traditie”, die dr. Verboom in 2001 startte na zijn benoeming als bijzonder hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme namens de Gereformeerde Bond.
Vaticaan
Hoe de Heidelbergse Catechismus precies is ontstaan, kan niemand vertellen. Dr. Verboom: „Alle archiefstukken uit de Heidelbergse bibliotheek zijn in de zeventiende eeuw door de Spaans-Oostenrijkse veldheer Tilly in kisten naar het Vaticaan gebracht. Ik ben naar de Vaticaanse bibliotheek geweest, maar heb daar niets kunnen vinden. Toen las ik later ergens dat de archiefstukken al eerder op een geheime plek waren opgeborgen. Dat is natuurlijk prachtig, maar waar is die plaats? Waren ze maar meegegaan naar het Vaticaan, denken mensen met historische interesse dan.”
Dan de namen die aan het belijdenisgeschrift zijn verbonden: Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus. Het is niet zo, zegt dr. Verboom, dat beide theologen tegelijkertijd aan het geschrift hebben gewerkt. „De taakverdeling was anders: Ursinus maakte het concept, dat vervolgens werd besproken in een kerkelijke vergadering onder leiding van Olevianus.”
De opstellers stonden in dezelfde theologische traditie, maar Ursinus onderging ook invloed van Melanchthon. „De Heidelbergse Catechismus heeft een brug willen staan tussen gereformeerden en lutheranen, in de lijn van Melanchthon”, aldus dr. Verboom. „De Heidelberger is concensuszoekend. Het is een voluit gereformeerd geschrift, maar ook met lutherse inhouden.”
Hij geeft wat voorbeelden. „De wet komt in de Heidelberger twee keer aan de orde. Voor Luther is de wet een kenbron van de zonde, voor Calvijn vooral een spiegel van de zonde. Daarom staat de wet ook in het stuk van de dankbaarheid. Hij is een richtsnoer voor het leven, en dat is calvinistisch. Verder spreekt de Heidelbergse Catechismus minimaal over de uitverkiezing omdat Melanchthon en anderen niet zover meegingen in een zo uitgewerkte predestinatieleer.”
Met heikele punten, zoals de avondmaalsleer, gingen de opstellers voorzichtig om. Dr. Verboom wijst op vraag en antwoord 80 over het onderscheid tussen het avondmaal des Heeren en de pauselijke mis. „Die kwamen in de eerste uitgave nog niet voor.”
Existentieel
Hoe mensen door Jezus Christus worden gered, dáár gaat het in de Heidelbergse Catechismus om. „Dat is ook een van de redenen dat dit geschrift een persoonlijk karakter draagt en mensen aanspreekt. Christus staat centraal. Het is ook de inzet van Zondag 1: „Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben.”
Een existentieel leerboek, noemt hij het. „Het wil de gevoelslagen van de mens raken. Het intellectuele, dat is er natuurlijk ook, maar ook de verbondenheid aan het hart, de geloofsbeleving. Kennen, weten, is in de Heidelberger heel existentieel, heel persoonlijk.”
Na zijn historische introductie leest dr. Verboom met de studenten de oorspronkelijke tekst van Zondag 1. De vraag: „Wat is uw enige troost in leven in sterven?” vertolkt volgens hem voor veel mensen de kern van het christelijk geloof. „Troost, dat is hetgeen dat betrouwbaar is. Het is dus geen belijdenis van je eigen gevoelens, maar iets objectiefs: de betrouwbaarheid van wat God zegt.”
De stukken ellende, verlossing en dankbaarheid zijn niet chronologisch bedoeld, benadrukt hij. „Daar is natuurlijk al oneindig over getheologiseerd. Psychologisch is er wel wat voor te zeggen, maar het gaat hier om aspecten van het geloofsleven. In het geloofsleven is er steeds weer die herhaling: ellende, verlossing, dankbaarheid.”