Niet gelijkvormig
Wereldse mensen en ook anderen zijn als een schaduw die passeert, als de snelle loop van een waterstroom. Zij zijn als hooi en gras, heden levend, morgen stervende. En in de dood kan een mens niets meenemen dan een houten kist tot zijn kleding en stro tot zijn hoofdpeluw.
De mensen zijn in het midden van hun leven aan wispelturigheid onderworpen. Het ene ogenblik zijn zij rijk, het andere daarentegen arm. Het ene ogenblik verheven als tot de hemel, in het andere vernederd tot de afgrond, gelijk Haman, Nebukadnezar enzovoorts. Doe daar nog bij dat het zondige wezen van deze wereld een einde neemt met pijn en smart. De Heere dreigt de goddelozen in deze wereld te zullen straffen tijdens dit leven; maar in het bijzonder zullen ze de straf ontvangen in de jongste dag.Dit is de figuur en gedaante van deze wereld. Maar de apostel vermaant ons dat wij die niet gelijkvormig zullen worden. Wij moeten deze wereld gebruiken, doch niet misbruiken. De apostel verstaat onder de wereld de dingen van dit leven, zoals kleding en voedsel. Die moeten we gebruiken in matigheid en dankbaarheid voor onszelf en voor onze naaste. Maar wij moeten ons afzonderen van de verdorven zeden en manieren die in deze wereld zijn. Ja, wij moeten zulke plaatsen mijden waar wij met een goed geweten de Heere niet kunnen dienen.
Roelof Pieters, predikant te Amsterdam (”Korte regels voor een heilig leven”, 1641)