Vergeten leningen vloeien in schatkist
Minister Zalm kan weer een kleine meevaller melden. Na bijna 200 jaar komt er een einde aan de zogeheten grootboekinschrijvingen. Vandaag vloeit een bedrag van 2 miljoen euro aan niet aangemelde inschrijvingen in de schatkist. Wie binnenkort alsnog ontdekt deze oude vorm van staatsschuld te bezitten, vist definitief achter het net.
De grootboekinschrijvingen doen hun intrede in 1815, na de val van Napoleon. Het jaar daarvoor treft Koning Willem I Nederland in deplorabele toestand aan: een combinatie van een hoge staatsschuld en een lege schatkist. Hij besluit dure staatsschuld om te zetten in goedkopere, eeuwigdurende grootboeken.Kenmerk van deze schuldvorm is de zogeheten haalrente. Bezitters van een grootboekinschrijving kunnen ieder halfjaar hun rente ophalen. Na verloop van tijd leiden veel rekeningen echter een slapend bestaan omdat eigenaren overlijden of een vertrekkende penningmeester vergeet de inschrijving over te dragen.
Bovendien ontstaat een enorme papieren rompslomp. „Tot 1996 moesten eigenaren een formuliertje kopen waarmee ze rente konden claimen. Vervolgens gingen wij na of de handtekeningen klopten. Daarvoor hadden we kasten vol met handtekeningen. Door de controle en de enorme hoeveelheid correspondentie was het hele proces ontzettend arbeidsintensief”, legt Martin de Graaf van het Agentschap van het ministerie van Financiën in Amsterdam uit.
De Kamer neemt in 1996 een wet aan die een einde moet maken aan deze vorm van staatsschuld, die op dat moment nog 85 miljoen gulden bedraagt. Rechthebbenden krijgen tien jaar de tijd om zich te melden. Het ministerie gaat in eerste instantie niet actief op zoek en beperkt zich tot het plaatsen van advertenties. Wel worden rechthebbenden, waar adres en woonplaats van bekend zijn, aangeschreven. Ook de Stichting Kerkelijk Geldbeheer uit Gouda helpt het ministerie aan recente persoonsgegevens van kerkelijke instellingen. „Als de uiterste datum van 1 april nadert, krijgen de grootboeken pas aandacht in de media. Dat is jammer.” Deze krant besteedt ook kort aandacht aan het naderende einde van de grootboeken.
„De afgelopen dagen liep het hier storm. Soms kregen we wel 180 tot 200 aanvragen per dag”, aldus De Graaf. Niet iedere aanvraag leidt echter automatisch tot een toekenning. „We beoordelen of iemand rechthebbend is. Dat kan een tijdrovende klus zijn. Als een overovergrootopa in 1813 een inschrijving heeft gedaan, hebben wellicht zeventig nazaten recht op een deel van deze lening. Als de hoofdsom 50 gulden bedraagt, moeten zeventig personen dit kleine bedrag verdelen.”
De Graaf verwacht uiteindelijk 95 procent van de inschrijvingen toe te kunnen wijzen. De achterstallige rente wordt uitbetaald en de inschrijving wordt omgezet in een hedendaagse leenvorm. Uitbetaling van de lening is niet aan de orde, er blijft sprake van een eeuwigdurende schuld. De resterende 5 procent, pakweg 2 miljoen euro, vloeit in de schatkist van de staat.
Soms gaat het om grote bedragen. „Tot een week of drie geleden zaten er bedragen tussen van 50.000 gulden. Omdat wij voor de uitbetaling van achterstallige rente teruggaan tot 1 juli 1965, kan het nominale bedrag van de inschrijving verdubbelen.”
De datum van vandaag is keihard. „Nee, de datum van 1 april is echt geen geintje. Mensen hebben tien jaar de tijd gehad”, benadrukt De Graaf. „Ik ben echt niet tien jaar met een grapje bezig geweest.”