Geldschandaal doet Blair wankelen
LONDEN - Het staatsbezoek aan Australië komt voor Tony Blair op een gunstig moment. Een paar dagen lang kan de Britse premier rustig met zijn echtgenote Cherie de Gemenebestspelen bijwonen, van gedachten wisselen met ambtgenoot John Howard en bezoeken afleggen aan verscheidene oorlogsmonumenten.
Toch wordt de Britse premier zelfs aan de andere kant van de globe achtervolgd door een binnenlands schandaal, dat volgens sommigen voor hem de nekslag kan betekenen.De politieke lawine kwam drie weken geleden op gang, toen de Britse krant The Sunday Times bekendmaakte dat de top van de regerende Labourpartij voor de parlementsverkiezingen van vorig jaar leningen van zeker 10 miljoen pond (zo’n 15 miljoen euro) had afgesloten met rijke zakenlui. Hiermee overtraden de partijleden door henzelf ingevoerde wetgeving die het verplicht om donaties van boven de 5000 pond (7500 euro) te registreren.
Daarnaast bleek dat de sociaaldemocratische partij vier van de twaalf gulle leners had voorgedragen voor een lidmaatschap van het House of Lords, de Britse Eerste Kamer. Critici kwamen al gauw tot de conclusie: Blair -de premier die in 1997 beloofde ”witter dan wit” te zijn- is corrupt.
In Groot-Brittannië is het smeergeld-voor-adeldomfenomeen niet nieuw. Al eeuwenlang bestaat de meerderheid van de House of Lords uit partijgebonden leden, zogenaamde ”working peers”. Dit geeft Britse politieke partijen de mogelijkheid om gulle sponsors te belonen met adellijke titels, die ze voor de rest van hun leven behouden. In feite koopt men zo aanzien én politiek stemrecht voor landelijke aangelegenheden.
Deze gang van zaken luidde het einde in van de Conservatieve regering van John Major in 1997. Onder zijn gezag leek aan praktisch elke zetel in het Hogerhuis een prijskaartje te hangen. „Donateurs verstrekten een bijdrage aan de partij in de verwachting er iets voor terug te krijgen”, aldus een prominent partijlid. „Er werd dan gerust tegen zo iemand gezegd: Ik zal je naam noemen.” De jonge, energieke politicus Blair beloofde een einde aan „deze smerigheid” te maken.
Nu blijkt inmiddels dat ook de premier het in moeilijke tijden minder nauw neemt met de wetgeving. Aan de vooravond van een dure landelijke campagne zat zijn partij, waarvan het aantal leden sinds Blairs aantreden is gehalveerd, nogal krap bij kas. Vandaar dat de premier instemde met een controversieel plan van zijn fondsenwerver, lord Levy, dat zich richtte op het in het geheim aantrekken van miljoenenleningen van enkele succesvolle ondernemers.
Het feit dat een derde van deze supporters eind vorig jaar is genomineerd voor een adellijke titel is op zijn minst verdacht. De achterban is dan ook uiterst ontevreden over de gang van zaken. „Ik vraag me af wat deze mensen kwalificeert voor het House of Lords”, stelt Labourparlementariër Paul Flynn. „Deze gang van zaken maakt je ontzettend kwaad.”
Blair ontkent steevast dat de benoemingen op welke wijze dan ook gerelateerd zijn aan financiële ondersteuning van de partij. De waarheid van deze bewering zal de komende weken getoetst worden tijdens een politieonderzoek, waarbij de premier zelf te boek staat als een van de mogelijke verdachten.
Ook de Conservatieven worden nu gedwongen de vuile was buiten te hangen. Uit onderzoek van verscheidene kranten is al gebleken dat de oppositiepartij voor de afgelopen verkiezingen op creatieve wijze geld had weten binnen te halen van buitenlandse sympathisanten.
De enige winnaar in het geheel lijkt Gordon Brown. De minister van Financiën en gedoodverfd opvolger van Blair waste zijn handen al snel in onschuld en meldde dat hij -evenals de overgrote meerderheid van de regering- niet op de hoogte was van de geheime miljoenenleningen. Klopt dit inderdaad, dan zal Browns promotie wel eens zeer nabij kunnen zijn.