Belijdenis
De belijdenis van deze tollenaar, kwam die nu uit zijn eigen hoofd of hart? O, nee toch, er was een bovennatuurlijke kracht die hem inwendig aandreef en versterkte.
Het is waar, er is niets zo algemeen onder de goddeloze mensen dan met dit zeggen van de tollenaar te spelen: O God, wees mij zondaar genadig. Niet een gevoel wat de zonde is, noch hun eigen nood om genade. Doch zulke zondaren zullen met het gebed van de tollenaar zo voorspoedig niet zijn als de tollenaar zelf. Och arme zondaar, u wilt het gebed van de tollenaar opzeggen en zo’n belijdenis doen, maar doet u het wel met een hart als deze tollenaar, met zo’n schrik en eenvoudigheid als hij het heeft gedaan? Zo nee, dan misbruikt u zijn gebed en zijn God. Dan zult u bevinden dat God u en uw gebed verwerpt. Hij zal tot u zeggen: De tollenaar ken Ik, en zijn gebed en tranen weet Ik, maar gij, wie zijt gij? Hij zal u naakt heenzenden. Het zijn alleen de hongerigen die Hij met goederen vervult.Geliefden, ik vind dat het een van de zwaarste dingen is waar mijn ziel toe gebracht kan worden, tot God te komen om genade en barmhartigheid, wanneer ik recht gevoelig ben gemaakt dat ik een zondaar ben. O, dan zou ik wel met duizend tranen tot Hem willen zeggen: O God, wees mij zondaar genadig. Dat zijn zeldzame tijden die gepaard gaan met een gevoel van Zijn heerlijke Majesteit en van mijn ellende.
John Bunyan predikant te Bedford (”De farizeeër en de tollenaar”, 1775)