Japanse ministers steunen fonds troostmeisjes
De Japanse premier Junichiro Koizumi en zijn ministers zullen 10 procent van hun salaris over juli, bij elkaar 3,27 miljoen yen, storten in het noodlijdende fonds ter compensatie van vrouwen die in de oorlog gedwongen zijn tot seksuele diensten voor het Japanse leger.
Er lopen nog tien aanvragen bij het fonds, dat geacht wordt per persoon 2 miljoen yen uit te betalen. Het fonds werd in 1995 door de Japanse regering opgezet, maar is afhankelijk van particuliere bijdragen.
Veel van de gedupeerde vrouwen weigeren een beroep te doen op het fonds, omdat zij vinden dat de Japanse overheid aansprakelijk is voor hun leed. De regering houdt echter vast aan haar oude standpunt dat alle rekeningen zijn vereffend met de verdragen die Japan na de oorlog heeft gesloten.
Op 1 mei is de periode waarin een beroep op het fonds kon worden gedaan afgelopen. Per eind mei was 560 miljoen yen binnengekomen en waren 275 vrouwen gecompenseerd. Wat het fonds na de gift van het kabinet nog tekortkomt, hoopt het uit particuliere bron te ontvangen, zei een functionaris.
Naar schatting 200.000 vrouwen uit Korea, China, de Filipijnen, andere Aziatische landen en Nederland zijn in de oorlog door het Japanse leger geronseld als seksslaven. De nationaliteit van de vrouwen die een beroep hebben gedaan op het Fonds voor Aziatische Vrouwen wordt om privacyredenen niet bekendgemaakt, zei de functionaris.