Kerk & religie

De steen blijft doorrollen

WADDINXVEEN - Ze zag hen voor zich, tijdens het schrijven. De brandende christenen in de paleistuin van keizer Nero en de Ierse dorpsbewoners rondom de zingende zendeling Patrick. In ”Ik zal mijn gemeente bouwen”, geschreven voor kinderen vanaf 10 jaar, ontrolt W. A. Janse-van der Meide de kerkgeschiedenis via mensen. Willibrord, Guido de Brès, Olevianus en Ursinus.

22 February 2006 10:50Gewijzigd op 14 November 2020 03:29
WADDINXVEEN – W. A. Janse van der Meide –ze schreef ”Ik zal mijn gemeente bouwen”– studeerde geen kerkgeschiedenis, maar zat wel tien jaar in de zending. „Daar groeide de verwondering over de gangen van God in een andere cultuur. Met dit boek wil ik
WADDINXVEEN – W. A. Janse van der Meide –ze schreef ”Ik zal mijn gemeente bouwen”– studeerde geen kerkgeschiedenis, maar zat wel tien jaar in de zending. „Daar groeide de verwondering over de gangen van God in een andere cultuur. Met dit boek wil ik

In het dijkhuis in Waddinxveen staat Janse telkens op uit haar rieten stoel bij het raam. Bronnenmateriaal komt tevoorschijn. Oude kerkgeschiedenisboeken. Handleidingen. En „mooie biografietjes.” Haar kerkgeschiedenis is doorspekt met originele, letterlijke citaten. Van Arius, die tijdens de kerkvergadering in Nicéa (325) de Drie-eenheid van God loochent. Van Tertullianus, uit zijn verdediging van de christelijke godsdienst. Citaten van Noord-Afrikaanse christenen, uitgesproken tijdens een rechtszitting. Janse vond deze in een martelaarsakte, een verslag van een rechtszitting.Ze werkt graag met originele uitspraken. Twee theologiestudenten die in Utrecht studeerden, namen tijdens hun studie kerkgeschiedenisboeken mee uit de bibliotheek van de faculteit godgeleerdheid. „Die las ik, daar kopieerde ik uit. Vaak haalde ik informatie uit de voetnoten in algemene bronnen. Zo heb ik eerst veel materiaal verzameld.”

Bij het selectieproces kreeg de schrijfster hulp van een begeleidingscommissie. Die bestond uit drs. M. A. van den Berg, ds. L. W. van der Meij en mevrouw G. Fahner-Vos. I. A. Kole schreef het voorwoord. Samen spraken ze over de te beschrijven geschiedenissen. Het werden „onderwerpen die ertoe doen, die voor je geestelijke vorming waardevol zijn. Of je nu in Nederland woont of in Rusland.”

Janse schreef haar boek in eerste instantie voor Russische christenen, in opdracht van Stichting Friedensstimme. Een klus waaraan ze in 1994 begon - enkele jaren na de terugkeer van het zendingsveld in Papoea. Waar ze samen met haar man C. Janse en kinderen tien jaar lang woonde en werkte. „Aan een uitgave in het Nederlands dacht ik nooit”, zegt de schrijfster. Totdat uitgeverij De Banier belangstelling toonde.

Dromen
Basis voor de Nederlandse versie vormen de originele, in het Nederlands geschreven verhalen. Een enkel onderwerp paste Janse aan. Zo is het hoofdstuk over Mohammed, ”Allah is groot”, in de Nederlandse uitgave met drie verhalen uitgebreid.

Het kan. In Rusland en in Nederland vrijwel dezelfde kerkgeschiedenis lezen en vertellen. Na een bezoek aan de voormalige Sovjet-Unie besloot Janse tot een Bijbelse setting in plaats van een cultuurbepaalde. In de tekst verwerkte ze Bijbelteksten en vergelijkbare Bijbelse situaties. Enkele verhalen uit de Russische kerkgeschiedenis kregen bewust een plaats in de Nederlandse delen. Een mooi stukje wereldgeschiedenis, noemt Janse ze.

Afscheiding en Doleantie daarentegen liet de auteur eruit. „Die overstijgen Nederland niet. En daarom staan ze er bij mij niet in. Wel beschreef ik het ontstaan van de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Belijdenisgeschriften die ook in Rusland opbouwend zijn.”

Momenteel legt ze de laatste hand aan het tweede deel, dat later verschijnt. Dit deel eindigt aan het begin van de twintigste eeuw. De vervolgingen tijdens de Russische Revolutie wilde Janse niet in het boek hebben. „Om het boek voor Russen niet in zijn geheel aanvechtbaar te maken.”

In Janses verhalen duiken regelmatig -verrassende- toepassingen op. Zoals in de beschrijving van een droom van de apostolische vader Polycarpus. Acht geven op onze dromen is minder nodig, stelt Janse, nu we Gods Woord hebben. „Maar als je denkt: „Wil God mij door deze droom iets duidelijk maken?” Bewaar hem dan in je hart. Let op je leven, of je de vervulling van je droom gaat zien.”

Keuzes als deze hebben te maken met haar zendingsachtergrond, verklaart de schrijfster. „Papoea’s hechten veel betekenis aan dromen. Zowel aan positieve als aan negatieve. Een zendingswerker onder moslims zei eens tegen me: „We bidden of God moslims een droom wil geven omdat dit zo sterk overtuigt. Zo’n droom ontvangen ze als van God en ze zullen Hem volgen.” Ik weet hoe waar dit is. In Papoea zijn we meermalen getuige geweest van dergelijke gebeurtenissen.”

Hoe beschreef zij feiten die door geschiedschrijvers onderling worden betwist? Janse: „Ik nam de meest gangbare mening die ik in boeken tegenkwam. Ik wil niet controversieel zijn, geen strijd over details. Het onderwerp is te belangrijk -ik zou bijna zeggen, te heilig- voor een spelletje van welles-nietes.”

Zending
Janse studeerde geen kerkgeschiedenis, zat wel tien jaar in de zending. „Daar groeide de verwondering over de gangen van God in een andere cultuur. Met dit boek wil ik laten zien wat God in de wereld doet. We denken zo smal, zo binnen de Nederlandse kaders. En we worden in beslag genomen door alles wat hier gaande is. We denken dat dát alleen kerk-zijn is. De kerkgeschiedenis wijst naar het Woord dat de wereld doorgaat. Naar de boodschap van geloof in het reddende bloed van Jezus Christus en het geloof in de Drie-enige God. Ik merkte dat ik gaandeweg zendingsgeschiedenis ging beschrijven. Iemand zei: „Je blijft aan het einde helemaal in de zending hangen. Ik lees niets meer over de kerk.” Ja, maar die twee dingen lopen naadloos in elkaar over.”

De illustraties in ”Ik zal mijn gemeente bouwen” zijn van Rino Visser en Peter S. Wakum. „Ook zijn originele tekeningen zijn prachtig”, zegt Janse over eerstgenoemde. „Als er bij Friedensstimme weer vijf binnenkwamen, reed ik er gelijk ’s middags heen. Daar lagen ze op het bureau van directeur Rien Uijl. Allemaal mensen eromheen. O, wat mooi.”

Een illustratie uit het eerste deel, de rollende steen uit de droom van Nebukadnezar, komt weer terug aan het einde van het laatste deel. „Het boek stopt wel, maar de kerkgeschiedenis gaat door. De steen, symbool voor het Koninkrijk van God, blijft doorrollen. Zolang als de wereld bestaat, zal het Woord verdergaan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer