Dat we ons gedragen zoals het behoort!
Achteraf blijkt oud-premier Lubbers een voorbeeldfunctie te hebben gehad, maar dan wel op een nare manier. Zijn vertrek uit de top van de Verenigde Naties was het gevolg van uitlatingen van een medewerkster die hem beschuldigde van seksuele intimidatie. Bewijzen waren er niet, alleen het woord van de medewerker tegenover dat van haar werkgever.
Lubbers zal niet de enige zijn die het zo vergaat, zeker niet nu in Nederland onlangs een wet is aangenomen die vergaande consequenties kan hebben. Deze wet regelt de zogenaamde omgekeerde bewijslast. Dat betekent concreet dat degene die beschuldigd wordt van seksuele intimidatie zelf zal moeten bewijzen dat hij het niet heeft gedaan. Voorheen was het zo dat degene die iemand anders beschuldigde zelf het bewijs moest aanvoeren. Dat is een gebruikelijke rechtsregel: iemand is pas schuldig als dat bewezen is. Met de nieuwe wet is dat net andersom: je bent pas onschuldig als je je eigen onschuld bewezen hebt. Dat is een unicum!Gelukkig zijn er wel wat regels afgesproken. Zo moet een werknemer die de beschuldiging uit, de gang naar de rechter maken en daar voldoende feiten noemen om het vermoeden van seksuele intimidatie aannemelijk te maken. Als de rechter het aannemelijk acht, dan verschuift de bewijslast naar de vermeende dader.
De consequenties voor diens rechtspositie zijn op dat moment natuurlijk al behoorlijk. Er loopt een rechtszaak tegen de beschuldigde, en hij moet zelf gaan bewijzen dat hij het niet heeft gedaan. Zoiemand geldt als aangeschoten wild en normaal functioneren in een bedrijf zal niet meer mogelijk zijn. Dat betekent op zijn minst een schorsing met dreigend ontslag. Het thuisfront moet deze beschuldiging en de gevolgen daarvan ook dragen, evenals de gehele sociale omgeving. Eventueel zal juridische ondersteuning nodig zijn, en dat alles om het bewijs te leveren dat de beschuldiging niet klopt. Ga er maar aan staan!
Uiteraard heeft deze zaak nog meer kanten. Helaas zijn er ook vele gevallen bekend van mensen die het slachtoffer zijn geworden van seksuele intimidatie en wie de mond is gesnoerd. Anderen lijden onder vuile grappen, stiekeme handelingen of bedekte bedreigingen zonder dat ze bewijzen kunnen aanvoeren, anders dan hun oprechte verhaal. Voor deze groep is deze wet een mogelijkheid om eindelijk recht te halen. Maar of dit opweegt tegen de gevaren die de omgekeerde bewijslast met zich meebrengt, is maar de vraag.
Er is nog een punt dat de aandacht vraagt. Dat is het punt van de bedrijfscultuur, de huisregels of de ethische code die in bedrijven gehanteerd wordt. Zijn er duidelijke regels over de manier waarop collega’s met elkaar omgaan? Zijn er waarden en normen die geldig zijn verklaard en waarvan iedereen kennis heeft genomen? Heeft de werkgever gezorgd voor omstandigheden die excessen zo veel mogelijk uitsluiten? Dat zijn vraagpunten die voor de werkgever van belang zijn en die door deze omgekeerde bewijslast extra aandacht vragen.
Ten slotte is er nog een aspect. Dat heeft vooral te maken met ieders persoonlijke verantwoordelijkheid. Juist met het oog op de integriteit van personen onderling is het van belang om zich bewust te zijn van de gevaren die op het terrein van de seksualiteit dreigen. Daarbij hoeven we niet alleen naar de wereld om ons heen te kijken, want helaas zijn er vele voorbeelden waarbij christenen betrokken zijn. Dat wordt niet bedoeld om het thema eens lekker spannend te maken, maar als een indringende waarschuwing. Niemand hoeft zich boven de ander te verheffen. Hier past alleen dagelijks een biddend hart, zoals in het bekende tafelgebed doorklinkt: „…en dat we ons gedragen zoals het behoort!”
De auteur is directeur van de RMU.