Werkgroep Missiologisch Centrum opgericht
ZEIST - Vier opleidingsinstituten gaan samenwerken in de Werkgroep Missiologisch Centrum (WMC). De werkgroep streeft naar een betere samenwerking van onderwijsinstituten en organisaties die actief zijn op het gebied van zending en ontwikkelingssamenwerking.
Tijdens een studiedag op de Christelijke Hogeschool en Toerustingscentrum De Wittenberg in Zeist spraken vertegenwoordigers van de vier instellingen vrijdag met elkaar. De Wittenberg is een van de partners binnen de werkgroep. De andere drie zijn de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), de Evangelische Theologische Hogeschool (ETH) te Ede en de Evangelische Theologische Faculteit Heverlee in België.Op de studiedag waren vertegenwoordigers van reformatorische organisaties als de Gereformeerde Zendingsbond (GZB), het zendingsbureau van de Christelijke Gereformeerde Kerken en Woord en Daad aanwezig. Ook evangelische organisaties als de Evangelische Zendingsalliantie (EZA), European Christian Mission (ECM) en Operatie Mobilisatie (OM) namen deel. De opleidingen zelf zijn zowel op evangelische als reformatorische studenten ingesteld.
R. Kuipers, directeur van De Wittenberg, wees erop dat het eerste doel is het op elkaar afstemmen van de onderwijsprogramma’s van de vier instituten. Men streeft naar gezamenlijke studieprojecten en een jaarlijkse studiedag. Verder zal men de bestaande zomerzendingsschool en de evangelisatie- en zendingsbeurs gaan uitbouwen en wil men strategische allianties ontwikkelen met diverse partners. Daarbij wordt ook gedacht aan onderwijsinstituten op het gebied van de zending, partnerorganisaties en kerken.
De Wittenberg is een post-hbo-instelling met een zendings- en evangelisatieopleiding. Veel studenten willen als tentenmaker of ontwikkelingswerker in het buitenland gaan werken.
De CHE biedt de opleiding godsdienst pastoraal werk (gpw) aan. Studenten kunnen vanaf het derde jaar kiezen voor een verdieping van hun studie in de missionaire richting, waarbij ook een stage in het buitenland tot de mogelijkheden behoort.
De ETH, die nu onder de paraplu van de CHE functioneert, is bezig met het ontwikkelen van een nieuw curriculum over zending. Vanuit het zendingsveld wordt vastgesteld welke competenties zendingswerkers nodig hebben. De ETF, die in 1919 begonnen is als zendingsschool, heeft zowel een eenjarige postuniversitaire zendingsopleiding als een masterprogramma met het accent op zending.
ETF-docent Pieter Boersema hield een pleidooi voor Nederlandstalig zendingsonderwijs. Een belangrijk argument voor hem was dat het bij zendingsonderwijs gaat om doorleefde kennis, die je in het Engels moeilijk kunt overdragen. Hij geeft zelf wel les in het Engels, maar studenten vragen soms om vertaling in het Nederlands, omdat het Engels niet bij hun gevoel komt. Hij pleitte ervoor om op het zendingsveld de eigen culturele identiteit te behouden zonder anderen tot de eigen cultuur over te halen. Toen hij op Soemba, in Indonesië, werkzaam was, paste hij zich aan de cultuur aldaar aan, maar hij werd toch gezien als degene die „van buiten het eiland komt.”
Boersema gaf aan dat de WCM zich wel breder wil gaan ontwikkelen, maar er nu nog niet aan toe is. Samenwerking met het Tyndale House in Cambridge zag hij niet als eerste taak, omdat het instituut meer internationaal georiënteerd is. Samenwerking met de Evangelische Hogeschool (EH) ligt volgens Wittenbergdirecteur Kuipers niet voor de hand, omdat de EH een andere doelstelling heeft.
D. Eikelboom van ECM vroeg of de onderwijsinstellingen kortere programma’s kunnen ontwikkelen op het gebied van zendingsstrategieën. „Veel zendingswerkers willen geen langdurige studies volgen.”
R. Holvast van ETH kondigde aan dat zijn school bezig is met een internetcursus. Kuipers ziet meer in gestructureerd en verdiepend onderwijs. „Maak niet te snel een knieval voor zendingswerkers die vlug weg willen.”