„Estland positiever ten opzichte van Israël”
TALLINN - De Baltische staat Estland heeft in de loop van de geschiedenis wisselende verhoudingen gehad met Israël en de Joodse gemeenschap. Hoewel Estland traditioneel niet behoort tot de landen die zich positief opstellen ten aanzien van Israël, zien Estlandse christenen een verschuiving optreden in de sceptische houding van de bevolking.
Na de onafhankelijkheid in 1920, schonk de Estlandse regering als eerste land ter wereld de Joodse gemeenschap autonomie op het gebied van cultuur, politiek en religie. Het zorgde ervoor dat Estland erom bekend werd positief tegenover de Joden te staan. Estland kreeg zelfs een vermelding in het Gouden Boek in Jeruzalem, het ereregister van de Joden.In de Tweede Wereldoorlog hand echter een enorme omslag plaats. Al in oktober 1941 kwam Estland als eerste land in Europa met de verklaring „Jodenvrij” te zijn. Van de 3000 Estlandse Joden werden er 1000 omgebracht. De rest werd gedeporteerd of vluchtte naar met name Rusland. Inmiddels is de Joodse gemeenschap iets groter dan in de vooroorlogse tijd: zo’n 2 procent op een bevolking van 1,5 miljoen.
Hoewel in veel landen het antisemitisme in de afgelopen tijd is toegenomen, is in Estland het tegendeel het geval, zegt predikant Ülo Niinemägi uit Tallinn. Niinemägi heeft de Estlandse tak van de Internationale Christelijke Ambassade opgericht. Deze ICEJ -met afdelingen in tientallen landen- ontstond in 1980, nadat de ambassades op besluit van de Verenigde Naties vanuit Jeruzalem werden verplaatst naar Tel Aviv. Evangelische christenen richtten de christelijke ambassade op om steun te kunnen bieden aan Israël.
„Nu de sfeer in het Midden-Oosten grimmiger wordt, merk ik in de kerken en bij de ICEJ dat de betrokkenheid bij Israël en de Joodse gemeenschap groter wordt. Mensen willen zich meer verdiepen in de situatie en betuigen steun aan hun Joodse landgenoten”, vertelt de predikant. „Estland weet als geen ander hoe het is om onderdrukt te worden. Ik denk dat Esten zich daarom beter kunnen inleven in hun situatie. Antisemitische uitspraken worden in Estland dan ook zwaar opgenomen, misschien wel juist vanwege de Tweede Wereldoorlog. Een man die antisemitische teksten verspreidde via internet is vorig jaar veroordeeld en zit nu een jarenlange gevangenisstraf uit.”
Ook in de politiek zijn veel mensen te vinden die begaan zijn met het lot van Israël. Peeter Vosu is voorzitter van de Europese Christelijke Politieke Beweging ECPM, die op initiatief van de ChristenUnie in Nederland ontstond in 2002. Deze organisatie vertegenwoordigt christelijke partijen van de EU-lidstaten die samen hun christelijke identiteit willen uitdragen.
Vosu benadrukt hoe belangrijk het is om uit te komen voor de christelijke identiteit. „Godsdienst en politiek zijn nooit helemaal te scheiden. Je kunt een seculier land zijn, maar je kunt niet voorkomen dat je koningin naar de kerk gaat. En de grondwetten van de meeste westerse landen zijn nog steeds gebaseerd op christelijke principes. De vraag is alleen of een land dat zelf nog wil. Estland is van oorsprong en nog steeds een christelijk land en wil daar ook voor uitkomen.”
Daar ligt volgens hem ook direct het probleem van radicalisering van moslims in de westerse landen. „Hoe meer het Westen geseculariseerd raakt, hoe radicaler de moslims worden”, meent hij. „Dat heeft te maken met onwetendheid. De meeste westerse landen zijn nu voornamelijk bezig zich tolerant op te stellen ten opzichte van moslims, terwijl er weinig informatie wordt uitgewisseld. Maar integratie begint bij informatie. Daarom heeft een meerderheid van het parlement onlangs gekozen voor verplicht godsdienstonderwijs op openbare scholen. Dat bevordert de integratie van mensen met diverse achtergronden.”
Wat volgens Vosu altijd een belangrijke rol heeft gespeeld in de gevoelige relatie tussen Joden en Estland is de vervangingstheologie. „De vervangingstheologie leeft nog steeds heel sterk, bij ongeveer de helft van de christenen hier. En dan gaat het niet om specifieke kerken (Estland is overwegend Luthers, red.), maar dwars door denominaties heen.” Ook de eenzijdige berichtgeving door de media heeft volgens hem grote invloed op de publieke opinie. „Estland heeft geen correspondent in Israël, de media halen hun informatie bij de grote internationale persdiensten vandaan, die bekendstaan om hun kritische houding ten aanzien van Israël. Na de verkiezingsoverwinning van Hamas zijn de Estlandse media zich echter wat meer zelf gaan verdiepen in de situatie en dat zal zeker effect hebben op de bevolking.”
Als symbool van de verschuivende houding ziet Vosu de herdenking van de Holocaust in Tallinn eind januari. „De voorzitter van de Raad van Kerken van Estland was aanwezig, evenals de voorzitter van het parlement, de minister van Buitenlandse Zaken, zeven ambassadeurs, de opperrabbijn van Tallinn en de aartsbisschop. Honderden mensen woonden de herdenking bij. Het was een geweldig mooi symbool voor de eenheid tussen de Estlandse gemeenschap en de Joden dat al die mensen bij elkaar kwamen.”
Ook Niinemägi heeft goede hoop dat antisemitisme geen vat meer zal krijgen op Estland. „Toen de Israëlische president Moshe Katzav in oktober Estland bezocht, zei hij in een speech: „Godzijdank ben ik in Estland geen antisemitisme tegengekomen.” Laten we hopen en bidden dat dit zo blijft.”