Binnenland

Zaak Haagse gasexplosie alsnog naar rechtbank

DEN HAAG (ANP) – De rechtbank in Den Haag moet zich alsnog buigen over de explosie van juni 2003 in de Herman Costerstraat in Den Haag. Het gerechtshof heeft donderdag bepaald dat het openbaar ministerie de vervolging mag doorzetten, ondanks dat gesprekken tussen de verdachten en hun advocaten waren afgeluisterd en bewaard.

De ontploffing van 28 juni 2003 werd veroorzaakt door ondeugdelijk aangesloten gasflessen in de kelder onder een juwelierszaak. Bovengelegen woningen en winkels raakten zeer ernstig beschadigd en twintig personen raakten gewond. De eigenares van de juwelierszaak, die samen met haar man verdacht wordt van het in gevaar brengen van goederen en personen, was een van de gewonden.

9 February 2006 16:31Gewijzigd op 14 November 2020 03:27

Dik tweeënhalf jaar na de explosie is de zaak nog nooit inhoudelijk behandeld. De rechtbank in Den Haag verklaarde het OM namelijk niet–ontvankelijk, omdat het telefoongesprekken tussen de verdachten en hun advocaten had afgeluisterd en vervolgens bewaard. Deze zogenoemde geheimhoudersgesprekken vallen in principe onder het recht van een verdachte om ongestoord met zijn raadsman te overleggen. Het OM ging tegen dat besluit in hoger beroep.In de procedure die daarop bij het hof volgde, zijn de getapte gesprekken achter gesloten deuren behandeld. Ook heeft het gerechtshof diverse politiemensen gehoord over de inhoud van de geheimhoudersgesprekken.

Daaruit bleek volgens het hof dat „in geen enkel opzicht gebleken dat de informatie uit die tapverslagen in het onderzoek is gebruikt." Het verschoningsrecht van de advocaten is geschonden, maar in dit geval niet zo ernstig dat het OM geen recht meer heeft op vervolging, aldus het hof.

De rechtbank moet wel kijken of, áls ze besluit te veroordelen, ze in de straffen van de verdachten rekening houdt met de fouten die bij de opsporing zijn gemaakt.

De advocaten M. Groeneveld en F. van Ardenne noemen de uitspraak verontrustend. „Dit is een vrijbrief voor opsporingsinstanties om gesprekken tussen verdachten en hun advocaten op te nemen, uit te werken en te bewaren". Verder vinden ze het zorgelijk dat advocaten blijkbaar eerst moeten aantonen dat politie en justitie informatie uit zulke gesprekken ten nadele van de verdachte hebben gebruikt. „Dat is echter vrijwel nooit te bewijzen. Sterker nog, doorgaans krijg je die gesprekken niet eens", aldus Groeneveld.

Van Ardenne vindt dat door de uitspraak „een essentiële waarborg, het verschoningsrecht, onderuit wordt gehaald". „Immers, iedereen moet vertrouwelijk met een advocaat kunnen spreken." De beide raadslieden kondigden aan de principiële kwestie te willen voorleggen aan de Hoge Raad, maar dat kan pas als de rechtbank en het gerechtshof zich beide over de feiten rond de explosie hebben gebogen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer