„Ik voelde me gebroken”
„Ik kon niet naar de verjaardag van mijn vader. Ik had een knieblessure. Althans dat hield ik mijn vader voor. Het werd een avond drinken. Ik snakte naar alcohol. Peter Post (20) uit Rotterdam krijgt nu hulp bij Stichting De Hoop in Dordrecht. „Het is belachelijk dat alcoholgebruik in deze maatschappij als normaal wordt gezien.”
Veertien jaar was hij toen hij z’n eerste biertje dronk. „Een keer per maand ging ik uit met vrienden. Tja, daar hoort een biertje bij.” Het bleef er niet bij een. Al snel dronk Peter vijf, zes biertjes per avond.Ook doordeweeks sloeg Peter alcohol in. Bij de supermarkt. „Het is natuurlijk best link om als jochie van veertien bier te kopen. Maar we deden het met een vriendengroepje. Mijn drinkmaatjes.” Of hij wel eens gesnapt is? „Ja, we moesten ons identiteitsbewijs laten zien, maar met een waarschuwing stonden we weer buiten. Dat beleid kan echt veel en veel strenger.” Minister Hoogervorst pleitte deze week om de leeftijdgrens voor aankoop van alcoholische dranken te verhogen tot achttien jaar.
Wat de alcohol Peter opleverde? „Een goed gevoel. Ik durfde opeens op de meiden af te stappen. Dat gaf een kick.” Maar zijn lichaam raakte gewend aan de vijf biertjes per avond. „Ik wilde dat gevoel terug. Mensen moesten mij leuk vinden. Op m’n achttiende dronk ik in het weekend zo’n 25 pilsjes per nacht. Ik begon om tien uur ’s avonds en ging door tot de volgende ochtend zeven uur.”
Ondertussen had Peter zijn school vaarwel gezegd. „Ik was twee keer blijven zitten. Dus ik besloot ik te gaan werken. Heel mooi, want met mijn verdiende geld kon ik meer alcohol kopen.”
In die tijd begon Peter ook te experimenteren met drugs. „Soms viel een pilletje in combinatie met alcohol behoorlijk verkeerd. Na een nachtje feesten voelde ik me gebroken. Geestelijk en fysiek. Je maakt je eigen lichaam kapot.”
„Op een gegeven moment brak er iets in me. Je bedriegt niet alleen jezelf, maar ook je familie. Altijd liegen en ontkennen. Ik had er genoeg van. Dus ik besloot op eigen houtje te stoppen.”
Vier maanden hield hij het vol. Toen viel Peter weer terug in z’n oude fout. „Zelfs op de verjaardag van mijn vader. Ik had een knieblessure. Althans dat hield ik mijn vader voor. Het werd een avond drinken buitenshuis. Mijn vader heeft me via vrienden opgespoord en mee naar huis genomen.”
Met dit akkefietje verspeelde Peter het contact met zijn broer. „Hij was alles voor me. Stond op nummer een. Maar ik had zijn vriendschap verspeeld. Te vaak had ik verbetering beloofd.”
Peter meldde zich, op aandringen van zijn vader, aan bij de verslavingskliniek van Stichting de Hoop. Toen hij daar terecht kon, vond Peter opname te rigoureus. „Met zo’n twee keer per maand een gesprek zou het ook wel lukken, dacht ik. Nu ik in november vorig jaar weer ben teruggevallen, twijfel ik of ik de juiste keuze heb gemaakt.”
Met zijn drinkmaatjes heeft Peter geen contact meer. „Toen ik niet meer dronk, lieten velen niks meer van zich horen. En dat zijn dan je vrienden. Nou, nee dus. Misschien kom ik ze later nog eens tegen. Verslaafd op Centraal Station of met een gebroken huwelijk. Geef mij het contact met m’n broer maar. Daar ga ik voor om dat te herstellen.”