Lichtend Pad terug van weggeweest
LIMA - De verslagen en ontmanteld gewaande Peruaanse guerrillabeweging Sendero Luminoso (Lichtend Pad) laat opnieuw van zich horen. Bij aanslagen en overvallen op verschillende plaatsen in de Alto Huallagovallei zijn de afgelopen dagen dertien politiemensen om het leven gekomen. Vlak voor Kerst verloren acht agenten het leven toen zij tijdens een routinepatrouille in het kruisvuur van een hinderlaag terecht kwamen. Bij eerdere confrontaties sneuvelden vijf agenten.
De regering van president Alejandro Toledo heeft inmiddels de staat van beleg afgekondigd in zes provincies van het Peruaanse Amazonegebied. Het leger stuurde versterkingen naar de regio terwijl premier Pedro Kuczynski in Lima zei dat de regering een bedrag van 15 miljoen dollar zal vrijmaken voor het heropenen van verschillende militaire buitenposten in de jungle.De militaire inlichtingendienst van Peru vermoedt dat het herboren Sendero Luminoso zo’n kleine 200 actieve strijders telt die zijn verdeeld over zeven à acht fronten. De beweging staat onder leiding van een zekere ”kameraad Artemio” die reeds in april van het vorige jaar vanuit de jungle liet weten de revolutionaire strijd te willen hervatten.
Tegenover een plaatselijke krant verklaarde Artemio destijds dat hij geen boodschap heeft aan de woorden van Sendero Luminoso-oprichter Abimael Guzman die na zijn gevangenneming in 1992 de beweging ontbond en alle strijders opriep hun wapens neer te leggen. „Guzman heeft ons verraden. Wij kunnen hem daardoor niet langer als leider erkennen”, aldus Artemio.
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw telde het Sendero Luminoso zeker 15.000 uiterst bevlogen guerrillastrijders die zich kenmerkten door hun zelfs voor plaatselijke begrippen uiterst wrede en genadeloze optreden. De beweging, die inspiratie putte uit het Rode Boekje van Mao, knoopte honderden plaatselijke gezagsdragers aan lantaarnpalen en executeerde duizenden van collaboratie met het regeringsleger verdachte burgers.
Het Sendero Luminoso domineerde vijftien jaar geleden zeker 40 procent van het Peruaanse grondgebied en was tot in de hoofdstad actief via revolutionaire cellen in de krottenwijken van Lima. Een even lange als bloedige campagne van tegenterreur door het regeringsleger bracht de maoïsten uiteindelijk op de knieën. Het politieke geweld in Peru hield gedurende bijna twee decennia aan en kostte gedurende die tijd aan ruim 70.000 mensen het leven. De economische schade van de onrust bedroeg tientallen miljarden dollars.
De ontdekking dat restanten van het Sendero Luminoso hun beperkte krachten bundelden in een nieuwe editie van de guerrillabeweging baart zorgen. In tegenstelling tot het verleden lijkt kameraad Artemio zijn strijd thans te bekostigen uit de opbrengsten van de handel in verdovende middelen, hetgeen hem een aanzienlijke financiële armslag kan geven. Ook schuwt het vernieuwde Sendero Luminoso niet langer contacten met andere progressieve groeperingen. Zo ontdekte de inlichtingendienst van Colombia recent het bestaan van vrij intensieve contacten tussen de twee guerrillalegers van hun land en de Peruaanse rebellen. Eerder weigerde het Sendero Luminoso iedere vorm van samenwerking met andere verzetsbewegingen op het continent om de eigen „ideologische zuiverheid” te bewaren. In de ogen van de maoïsten van Peru heette zelfs Fidel Castro een loopjongen van het grootkapitaal.
De leider van het Sendero Luminoso heeft een politiek welhaast perfect moment gekozen om met geweldplegingen van zich te laten horen. De populariteit van de regering van president Alejandro Toledo bevindt zich op een historisch dieptepunt. De kiezers, die volgend jaar Toledo’s opvolger mogen aanwijzen, zijn nagenoeg ten einde raad. Politieke alternatieven zijn schaars, net als elders in Zuid- Amerika. Presidenten als Alan Garcia en Alberto Fujimori, die in het verleden op even jammerlijke als spectaculaire wijze faalden, vragen het electoraat schaamteloos om een herkansing.
Een groeiend aantal Peruaanse kiezers verwacht thans meer heil van een radicale breuk met het verleden zoals zij die belichaamd zien in de Humala broers. Ollanta Humala, die vijf jaar terug als luitenant-kolonel een operette-achtige muiterij ontketende, staat bovenaan in de opiniepeilingen. Samen met zijn broer Antauro, een in 1998 wegens samenzwering uit het leger verbannen overste, pleit Ollanta voor een herstel van het zogeheten etno-cacerisme, een ultra-nationalistische gedachtegang geïnspireerd op het leven van generaal Andrés Cacéres die tijdens de oorlog met Chili (1879-1883) een verzetsbeweging leidde en als nationale held de geschiedenis in ging.
Op welke manier dit gedachtegoed heden ten dage Peru zou kunnen helpen is niet helemaal duidelijk, maar de stijgende populariteit van de Humala’s is een zoveelste teken dat de Peruaanse democratie nog steeds onder vuur ligt wegens een acuut gebrek aan bekwame en vooral ook eerlijke bestuurders.
Het oplaaien van het guerrillageweld is zo’n beetje het laatste dat Peru kan gebruiken. Hoewel president Alejandro Toledo met grote woorden beloofde de brandhaard in de Alto Huallagovallei krachtig te zullen doven, strekt zijn gezag niet echt veel verder dan het presidentiële paleis. Zelden heeft een Peruaans staatshoofd in zo’n korte tijd zo veel ontgoocheling in de samenleving teweeg gebracht als Toledo dat deed. Met een aanhoudende reeks corruptieschandalen gekoppeld aan het bestuurlijke onvermogen om Peru de welvaart te schenken die hij eerder in het vooruitzicht had gesteld, bezegelde president Toledo zijn lot als minst geliefde leider in Zuid-Amerika, hetgeen wat zeggen wil op een continent dat überhaupt geen hoge dunk heeft van zijn presidenten.