Binnenland

Van der Vlies en Hirsi Ali kruisen de degens

DEN HAAG - Nooit eerder kruisten ze de degens. Op het zogeheten NRC-debat gingen de twee tegenpolen Van der Vlies (SGP) en Hirsi Ali (VVD) dinsdag voor het eerst een rechtstreekse confrontatie aan. „Ben ik eigenlijk wel veilig in het Utopia waar u van droomt?”

21 December 2005 10:30Gewijzigd op 14 November 2020 03:18

Zoals altijd komt ze ook nu binnen als een diva. Prachtig gekapt en gekleed, begeleid door onafscheidelijke bewakers, een kwartier te laat zoals bij een grootheid van wereldfaam past. Voorbestemd om ook op deze namiddag de ster te zijn.Maar het loopt een tikkeltje anders. Na een doorwrochte en uitvoerige uiteenzetting van Van der Vlies (thema: geloof in de Nederlandse politiek), lijken de opmerkingen van Hirsi Ali („Ik kan niet zo goed spreken als Bas”) niet meer dan kanttekeningen bij zijn betoog. Vervolgens richten bijna alle vragen van het publiek zich op de SGP-politicus, alsof er geen Hirsi Ali in de zaal aanwezig is.

Die vragen verraden overigens hoeveel moeite de groep NRC-lezers heeft met het staatkundig gereformeerde gedachtegoed. Is het niet „vreselijk hautain en oneerlijk” van Van der Vlies om „een patent te leggen op naastenliefde, alsof alleen het christendom voor goed gedrag zorgt?” Is het geen vorm van opstandigheid of revolutie als de SGP het democratisch gelegitimeerde VN-vrouwenverdrag negeert? En waar haalt de SGP überhaupt het lef vandaan vrouwen te „onderdrukken?”

Van der Vlies pareert de deels keurig, deels grof geformuleerde aanvallen met een tegenaanval. „Noemt u mij één feministisch geschrift dat zo hoogwaardig over de vrouw spreekt als de Bijbel doet. Dat kunt u niet.”

Toch blijven er nog momenten over waarop het SGP- en het VVD-Kamerlid rechtstreeks de confrontatie aangaan. Over het gevaar van de islam zijn ze het snel eens. Van der Vlies: „Moslims vinden in hun heilige boek en hun traditie aanknopingspunten om religieus geweld te rechtvaardigen. Wie dat niet ziet, wíl dat meestal ook niet zien.”

Hirsi Ali, zwaaiend met de recente SGP-nota over de islam: „Dit boekje is een aanrader voor iedereen. Zeker voor Donner. De grote broer van de SGP, het CDA, verhult door wollige taal het probleem. Ik wil met de SGP graag een gelegenheidscoalitie sluiten tegen de islam.”

Maar het grote twistpunt tussen beiden is de vraag welke plaats religie in het algemeen en het christelijk geloof in het bijzonder in het publieke leven mogen innemen. Van der Vlies hekelt de ”liberale Jihad” die de aanval heeft ingezet op het bijzonder onderwijs en openlijk juicht als de rechter de staat beveelt de subsidiekraan naar de SGP dicht te draaien. „Waarom spreekt u toch steeds in termen van strijd en overwinning? Wie is er nu intolerant? Ben ik eigenlijk wel veilig in het Utopia waar u van droomt?”

Hirsi Ali wil dit wel uitleggen. „Het woord jihad staat voor uiterste inspanning. Wij kunnen de radicale islam alleen de baas als we daar een uiterste inspanning tegenover stellen.”

Blijft staan dat er voor de SGP’er „geen enkele reden is om mét lastig te integreren moslims ook Bijbelvaste christenen aan te pakken in het uitoefenen van hun vrijheden. Laatstgenoemde groep heeft een historische plaats in onze samenleving. Het is een eigenwijze, goed gewortelde minderheid, met uitstekende normen en waarden.”

Dat er grote verschillen zijn tussen de radicale islam en orthodoxe christenen, erkent het liberale kamerlid. „Een heel belangrijke is dat uw ideale samenleving pas in het hiernamaals gerealiseerd wordt. Dat wist ik niet. Dat is voor mij een openbaring. Hier kunnen seculiere liberalen zich onmogelijk door bedreigd voelen.”

Neemt niet weg dat Hirsi Ali het blijft toejuichen dat, vanwege vrouwendiscriminatie, de subsidie aan een overigens inderdaad vredelievende partij wordt ingetrokken. „Bij de SGP noemen ze ongelijkheid tussen man en vrouw „anders zijn.” Handig gevonden, hè?” zegt ze, ondeugend kijkend naar haar tegenstander en naar de toehoorders.

Artikel 23 blijft voor haar een steen des aanstoots. Zij komt er voor dit publiek gemakkelijk mee weg.

Dat toch niet iedereen haar volgt, blijkt bij het verlaten van de zaal. Een dame op middelbare leeftijd („Ik ben rooms-katholiek”) spreekt Van der Vlies aan. „Ik heb genoten van uw betoog. Natuurlijk behoort er voor uw groepering plaats te zijn in Nederland. Dat is toch vanzelfsprekend? Ik heb tien jaar buitenslands gewoond en schrok toen ik in 1999 terugkeerde. Wat een verharding, wat een intolerantie! Hirsi Ali heeft dat klimaat helaas bevorderd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer