Kerk & religie

„M’n broer zei opeens: Bob, ga toch eens mee zondag”

APELDOORN - Bob Visser heeft vier kinderen. Geen van de kinderen gaat nog naar de kerk. Zijn vrouw en hij gingen ook niet meer. Maar Bob gaat inmiddels weer wel. „God had me voor negentig procent losgelaten en voor tien procent vastgehouden. Aan die tien procent dank ik nu mijn leven.”

Kerkredactie
15 December 2005 12:13Gewijzigd op 14 November 2020 03:17

Maandagmorgen. Half zes. Parkeerplaats aan de A50. In de cabine van zijn grote tankwagen vertelt Bob Visser (de naam is om privacyredenen gefingeerd) zijn verhaal. De korte samenvatting ervan: „Wat een wonder dat de Heere me nooit zat is geworden.”Een wild leven heeft Bob (52) achter de rug. Hij groeide op in een Veluws dorp, in een betrokken kerkelijk gezin. „We waren strak in de leer, gingen tweemaal per zondag naar de kerk, iedere week netjes naar catechisatie. Nu, achteraf, merk ik dat de prediking me nooit heeft losgelaten. Ik heb er vooral angst aan overgehouden, meer angst dan liefde, angst voor de hel, dat vooral.”

Als vanzelf gleed het gezin Visser de onkerkelijkheid in. „Zonder dat we er erg in hadden, gingen we de fout in. Vijftien jaar lang heb ik mijn kinderen kerkelijk verwaarloosd.”

In de cabine van zijn truck blijft het even stil. „Dat kwam ook een beetje door mijn chauffeursleven. Dat is zo’n mooi leven, maar kerkelijk deugt dit vak niet altijd. Het is maar rijden, rijden, rijden. Vraag maar niet naar de zondagen.”

Vorig jaar gebeurde er iets bijzonders. „Alles van vroeger keerde langzamerhand in de gedachten terug, de kerk, de diensten, de zondagen, de preken. Iemand had het over de eeuwigheid. Hij zei zoiets als: „Als een vogeltje iedere dag een korreltje zand van het strand naar de zee zou dragen, dan nog zou daar ooit een einde aan komen, maar aan de eeuwigheid komt nooit meer een eind.” Dat bleef haken. „En toen zei mijn broer opeens: „Bob, ga toch ’s mee, zondag.” Ik zei: „Ja, dat doe ik.”

En het beviel. „Zelfs zo goed dat ik er gewoon een beetje zin in begon te krijgen.” Visser ging weer lezen, in oude schrijvers van zijn moeder. Hij las de brieven van Calvijn, de Christenreis van Bunyan en het boek ”Jezus Christus en Dien Gekruisigd” van Spurgeon.

Was er plotseling iets ernstigs gebeurd, dat er weer verlangen naar de kerk ontstond? „Dat niet. Het ging geleidelijkaan, maar het ging wel vlot. Zeg maar binnen een half jaar.”

Misschien was het de ernst van de prediking die Bob bij zijn haren pakte. „Ik hoorde opeens weer dat ik verloren zou gaan, als er geen wonder gebeurde. Dat is de ene kant. Maar in de prediking heb ik ook gehoord dat Christus al die jaren voor mij gebeden heeft, ook toen ik nooit in de kerk kwam. De bijl lag al aan de wortel van de boom, maar de grote wijngaardenier heeft alleen maar mest om mijn boom gelegd.”

Onderweg door Europa luistert de trucker nu naar preken op bandjes en op cd’s. Popmuziek maakte plaats voor koormuziek. „Ik hoor nog vaak wereldse muziek om me heen. Dat ik daar zo lang naar heb kunnen luisteren. Dat geschreeuw.”

Hoe kijkt Bob Visser nu naar zichzelf? Is hij christen geworden, bekeerd, een kind van God? „Een zoeker, een zoeker. Ik ben alleen zo bang dat ik weer terugval in mijn oude leven.”


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer