De Nederlandse stichting Up with Down wil daar wat aan doen. Deze week is ze een campagne gestart.Veel kinderen met het syndroom van Down hebben bij een goede medische behandeling een goede levensverwachting en kunnen met voldoende begeleiding vrijwel volledig meedraaien in de maatschappij. In Oost-Europa (waaronder Rusland, Oekraïne en Roemenië) is dit fictie: uit schaamte worden deze licht gehandicapte kinderen vaak weggestopt in internaten waar ze nauwelijks aandacht en ontwikkelingskansen krijgen.

De stichting Up with Down brengt deze vorm van mishandeling al enkele jaren onder de aandacht en biedt ter plaatse hulp. Dit doet de stichting onder meer door het trainen van gekwalificeerde begeleiding, het beschikbaar stellen van educatief speelgoed en het promoten en toepassen van behandelmethodes zoals die in Nederland worden toegepast.

Volgens de voorzitter van de stichting, Bert Westerveld, ontwikkelen kinderen met een Downsyndroom zich weliswaar trager dan andere kinderen, maar is er een grote variatie in wat ze kunnen bereiken. „Niet alleen hun aanleg, maar vooral ook de mogelijkheden die hen geboden worden in hun omgeving spelen daarbij een belangrijke rol. Gebleken is dat bij een juiste manier van begeleiden en stimuleren kinderen met het Downsyndroom veel meer kunnen leren dan vroeger werd gedacht,” aldus Westerveld.

Up with Down realiseert concrete projecten in Oost-Europa, zoals het aanleggen van buitenspeelplaatsen, het opzetten van een behandelcentrum voor verstandelijk gehandicapte kinderen en het leveren van speciaal speelgoed en educatief materiaal dat deze kinderen kan helpen hun handicap op een creatieve manier te overwinnen.

Dat de stichting de campagne juist deze week is gestart heeft zijn reden. Doel is namelijk om het schrijnende verschil te laten zien tussen Nederlandse kinderen en kinderen met het syndroom van Down in Oost-Europese internaten ten tijde van de kerstperiode.