Onvrede groeit in loya jirga
Hamid Karzai, de interim-premier van Afghanistan, is formeel voorgedragen voor het leiderschap van de overgangsregering die door de in Kabul verzamelde ”loya jirga” (grote raad) in het leven moet worden geroepen.
Karzais kandidatuur werd vanmorgen ingediend door afgevaardigde Mohammed Asef Mohsoni, een voormalige moedjahedienkrijgsheer, die daartoe 150 handtekeningen overlegde.
Intussen groeit de onvrede onder de afgevaardigden uit heel Afghanistan die in de hoofdstad Kabul een overgangsregering moeten kiezen. Er blijkt veel meerte doen te zijn over procedures dan was verwacht. Discussies over tal van onderwerpen lopen uit. Karzai moet de regering van zijn land gaan leiden op weg naar democratische verkiezingen in 2004. Niet alle deelnemers aan de vergadering zijn het ermee eens dat er maar één kandidaat is. Zeventig gedelegeerden verlieten de conferentie woensdag om die reden. Zij zijn het er niet mee eens dat „alles al besloten is”, zoals afgevaardigde Asella Wardak zei. „Wij hebben helemaal niemand nodig die voor ons beslist. We hebben genoeg van de buitenlandse inmenging in ons land.”
Maar veel meer anderen vinden dat het debat in de vergadering goed en vrij verloopt en dat dat baanbrekend is in een land waar de verschillende groeperingen zo lang gewapend tegenover elkaar hebben gestaan.
Woensdag beklaagden leden van de loya jirga zich over de aanwezigheid van krijgsheren, manipulaties door de politieke elite en Amerikaanse invloed achter de schermen. De vergadering begon te laat en bleef steken in procedures. Daardoor slaagden de afgevaardigden er niet in een nieuw staatshoofd te benoemen, wat wel de bedoeling was. Nadat zijn twee voornaamste tegenstanders, oud-president Burnahuddin Rabbani en ex-koning Mohammad Zahir Shah, zich eerder deze week terugtrokken heeft de huidige interim-premier, Hamid Karzai, nog één tegenkandidaat: de vrijwel kansloze Masuda Jalal, een medewerkster van het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties.
Tijdens de vergadering kreeg afgevaardigde Safar Mohammed applaus toen hij vraagtekens zette bij de aanwezigheid van krijgsheren en militaire commandanten. „Men heeft ons verteld dat alle mensen met bloed aan hun handen geen deel zouden uitmaken van de loya jirga”, zei Mohammed. „In werkelijkheid zien we deze mensen overal. Zij waren degenen met de geweren. Ik weet niet meer of dit een volksvergadering is of een raad van commandanten.”
Mohammed zei verder dat er officieel 1550 afgevaardigden hadden moeten zijn, maar dat er 1700 mensen aanwezig waren. „Wie zijn al die andere mensen? Wat doen ze hier? Alle gouverneurs zijn hier, de krijgsheren zijn hier. Wie heeft hen gekozen?” De afgevaardigden werden gekozen in districtsverkiezingen die gedurende een maand in heel Afghanistan zijn gehouden.
De voorzitter van het organisatiecomité, Ismail Qasim Yar, antwoordde met de mededeling dat het aan het volk was om te beslissen. „Wie door het volk is gekozen, is hier aanwezig.”
De vertegenwoordiger van de Europese Unie in Afghanistan, Klaus-Peter Klaiber, zei verbaasd te zijn over de deelname van krijgsheren aan de loya jirga. „Het betekent volgens mij maar één ding: de interim-regering heeft besloten de voormalige krijgsheren te betrekken bij de politiek in Kabul. Als dat lukt, is dat een prestatie.”
Voor aanvang van de vergadering hielden Duitse militairen van de internationale troepenmacht in Afghanistan twee vrachtwagens vol gewapende mannen tegen die op weg waren naar de plaats waar de loya jirga wordt gehouden. Volgens een woordvoerster stapte zeker één man uit en richtte een vuurwapen op de Duitsers, die hem onmiddellijk ontwapenden. De mannen waren volgens de Afghaanse politie lijfwachten van Ahmad Wali Masud, een krijgsheer van de Pansjiri-factie binnen de Noordelijke Alliantie.
Volgens getuigen en agenten begonnen de problemen toen de Duitsers van de internationale ISAF-troepenmacht eisten dat lijfwachten van Masud hun wapens zouden afgeven. Daarbij ontstond een handgemeen. Masud is een broer van de vroegere leider van de Noordelijke Alliantie die door Taliban-aanhangers, vermomd als journalisten, werd vermoord.
Vervolgens maakten Afghaanse politiemannen en veiligheidsfunctionarissen hun opwachting. Zij omringden de Duitsers en richtten hun wapens op hen. Wederom werd er gevochten. Volgens een politiewoordvoerder beschikten de Duitsers niet over een tolk, maar eisten zij pas dat de lijfwachten werden ontwapend nadat die hun wapens op hen hadden gericht.
Naar aanleiding van het incident voerde ISAF de bewaking verder op. De troepenmacht stuurde vier pantserwagens naar het gebied. Volgens waarnemers bewijst het voorval hoe gevoelig de aanwezigheid van buitenlandse troepen in Afghanistan ligt.