„Reesink had zes dubbele agenda’s”
APELDOORN - Kalm en waardig reageerde oud-wethouder A. C. Bolhuis van de gemeente Apeldoorn gisteravond op vragen van de commissie Reesink. De overtuigingskracht van zijn antwoorden nam gaandeweg de avond af. Aan het eind van het verhoor moest Bolhuis, thans burgemeester van Raalte, door de knieën. „We hebben ons te weinig gerealiseerd dat er oorlog kon ontstaan.”
Het leek eenvoudig, maar het werd ingewikkeld: de komst van de Zutphense handelsonderneming Reesink naar Apeldoorn. Op 19 november 1996 bereikt Bolhuis namens de gemeente Apeldoorn in restaurant De Echoput een akkoord met Reesink-topman B. ten Doeschate. Reesink zal zich gaan vestigen op het Apeldoornse industrieterrein de Ecofacterij.Voor Bolhuis was dat akkoord een wet van Meden en Perzen, bevestigde hij gisteravond tegenover de speciale onderzoekscommissie van de gemeenteraad. „Er viel niet meer aan te tornen; we waren het eens.”
Ten Doeschate neemt, zo bleek zowel gisteren als uit eerdere verhoren, het zekere voor het onzekere en raadpleegt zijn advocaat, topjurist mr. F. Thunnissen. Ook een van zijn commissarissen, de advocaat mr. S. Eisma, bestudeert het contract. Beiden dringen erop aan het contract op één onderdeel te wijzigingen: Reesink hoeft de eerste 6 hectare van het in totaal 12 hectare omvattende bouwterrein pas af te nemen op het moment dat duidelijk is dat het nog te maken bestemmingsplan voor de tweede 6 hectare niet strijdig is met de overeenkomst.
Fase I van het verhuisplan -het kopen en bebouwen van de eerste 6 hectare- moet dus expliciet worden gekoppeld aan de tweede fase, zo redeneren beide juristen. In de intentie-overeenkomst die alle partijen op 12 maart 1997 uiteindelijk tekenen, staat dit ook zwart op wit.
Als de gemeente Apeldoorn probeert te achterhalen waarom Reesink op de afgesproken datum van 1 januari 1998 nog geen bouwgrond heeft afgenomen, blijken beide partijen de in De Echoput gemaakte afspraken volstrekt verschillend uit te leggen. Ten Doeschate verklaart al verwijzend naar de intentie-overeenkomst van 12 maart 1997 niets te zullen kopen voor hij op papier heeft wat hij op de 12 hectare wel en niet mag.
Bolhuis stelt er met verwijzing naar het Echoput-akkoord tegenover dat Reesink eerst een bouwplan moet overleggen. „Dat zouden we eerst van Reesink krijgen”, zei hij gisteravond, „daarna zou de procedure worden opgestart.”
De belangrijkste vraag die de commissie Bolhuis gisteravond voorlegde, lag dan ook voor de hand: „Wist u niet dat de intentieverklaring van 1997 op dit cruciale onderdeel afweek van het Echoput-akkoord van 1996?” Bolhuis wond er geen doekjes om: „Mij was het niet opgevallen en ook onze eigen juristen en onze advocaat hebben het mij niet verteld.” Maar, zo liet hij er in één zin op volgen: Er was voor hen ook geen enkele reden om zich ervan te vergewissen dat beide documenten echt met elkaar overeenstemden. „Het Echoput-akkoord was helder en verder gold: Een man, een man; een woord, een woord.”
Rees op dat moment nog het beeld op van een deftige, archaïsche bestuurder die zich had laten aftroeven door een slimme, zich met topjuristen omringende zakenman, gaandeweg de avond ging het vooral om de vraag of Bolhuis in het hele Reesink-dossier geen enorme steken had laten vallen. De waslijst van allerlei merkwaardig ogende beslissingen waar de onderzoekscommissie Bolhuis mee confronteerde, bracht de oud-wethouder duidelijk in verlegenheid.
Waarom, zo luidde een van de vragen van commissievoorzitter drs. H. van den Berge (SGP), besloot Apeldoorn in augustus 1999 de intentieverklaring met Reesink op te zeggen? Nog geen maand later was het bestemmingsplan van de Ecofacterij toch compleet? Waarom besloot Apeldoorn, nadat het op 18 januari 2001 de procedure die Reesink had aangespannen kansloos had verloren, toch in hoger beroep te gaan? Waarom besloot het college op 21 december 2000 om de bevoegdheden om gronden te verkopen van het college over te hevelen naar de gemeenteraad? Gebeurde het om straks tegen de rechter te kunnen zeggen: Sorry, u verplicht ons als college aan Reesink grond te verkopen, maar die bevoegdheid hebben wij niet meer?
Bolhuis bleef een duidelijk antwoord schuldig. Hem was duidelijk geworden dat Reesink tijdens de onderhandelingen niet slechts twee, maar wel zes dubbele agenda’s had, zei hij. Resoluut afscheid nemen bleef in augustus 1999 in zijn ogen als enige optie over. „Dat was de reden dat we de intentieverklaring hebben opgezegd.” Of hij zich achteraf dan helemaal niets moest verwijten? Bolhuis, timide: „We zijn te lang bezig geweest met het zoeken naar een oplossing en hebben ons te weinig gerealiseerd dat er oorlog kon ontstaan.”