Buitenland

„Vertel de wereld dat we helikopters nodig hebben”

BALAKOT - In Balakot lijkt het of de wereld zich langzaamaan begint te realiseren hoe groot de ramp is die zich afspeelt in dit afgelegen gebied van Pakistan. Meer dan een week na de alles verwoestende aardbeving druppelen hier de grote hulporganisaties binnen. Zonder uitzondering schrikken zij van wat zij aantreffen. En zonder uitzondering lukt het ze nauwelijks dieper het rampgebied binnen te dringen.

Kjeld Duits
19 October 2005 10:30Gewijzigd op 14 November 2020 03:04

Dinsdag trokken twee Duitse dokters op muilezels de bergen in. De dag ervoor had een team van Artsen zonder Grenzen de hele dag gewacht op een helikopter die niet kwam. Met hun grote kisten vol medische hulpmiddelen en apparatuur is een helikopter voor hen de enige mogelijkheid verder te komen. Maar helikopters landen sinds twee dagen nauwelijks meer in Balakot. Ze vliegen verder de vallei in, over bergkammen, naar dorpen die nog niet eerder bereikt zijn.Zelfs voor het beproefde Pakistaanse leger, dat getraind is om in onherbergzame gebieden te vechten, is er vaak geen doorkomen aan. „Het is vreselijk moeilijk om ergens te komen”, zegt kapitein Mohammed Imran Shafi. „Zelfs wij hebben veel plaatsen nog altijd niet bereikt. We weten niet of de mensen er nog leven. We weten niet wat ze nodig hebben.”

Bij de moeilijkste plaatsen waarvan bekend is dat er overlevenden zijn, worden dekens en voedsel uit vliegtuigen gegooid. Vaak zonder parachute. De dekens zweven langzaam in cirkels naar beneden.

„Vertel de wereld dat we helikopters nodig hebben”, zegt dokter Iqbal Zafar. Hij komt uit Balakot en treurt over de verwoesting van zijn geliefde woonplaats. Elke dag belt hij internationale organisaties en smeekt om hulp. Vaak krijgt hij het gevoel dat er onvoldoende wordt geluisterd. Gisteren heeft hij de Amerikaanse ambassadeur gebeld. „We hebben ten minste honderd helikopters nodig”, zegt hij, „om gewonden uit de dorpen te krijgen en mensen naar warmere gebieden te brengen. De sneeuw begint te vallen op de bergkammen. Dat betekent de dood voor de overlevenden als er niet snel hulp komt. Het kan mij niet schelen waar de helikopters vandaan komen. Als ze maar komen.”

„We vechten nu om de levende doden te redden”, zegt hij dramatisch. „Van zonsondergang tot zonsopgang gillen de kinderen van de kou. Van zonsopgang tot zonsondergang huilen ze van de honger.”

Zondag, een dag nadat vluchtelingen een etmaal doornat in de koude regen hadden doorgebracht, kwamen de eerste tenten aan. Lange rijen vormden zich voor een Pakistaans legerkamp en voor het kamp van Peace Winds, een Japanse hulporganisatie.

Peace Winds is de eerste hulporganisatie die hier goed georganiseerd te werk gaat. Dagelijks gaat een team langs de mensen om met eigen ogen de situatie waar te nemen. Wie duidelijk hulp nodig heeft, krijgt een formulier waarmee hij op een vastgestelde dag een tent, voedsel en andere zaken kan ophalen.

„We hebben 1000 tenten”, zegt leidster Reiko Hirai. „Die worden gedurende de week uitgedeeld.” Helaas loopt de ondernemende jonge vrouw telkens weer tegen obstakels aan. „We hadden vijf vrachtwagens gehuurd in Mansehra. Maar ze zijn ineens verdwenen. Waarschijnlijk kregen ze van iemand anders een beter aanbod.” Gelukkig lagen de hulpgoederen nog niet in de vrachtwagens.

„Het grootste probleem hier”, zegt Hirai, „is dat er een boel ongeorganiseerde hulp is. Allerlei groepen sturen dingen die niet echt nodig zijn. Ze gooien het gewoon maar van de vrachtwagens en dan vertrekken ze weer. Dat veroorzaakt bergen afval.” Op en langs de weg ligt het inderdaad vol met kleren die door de regen en modder onbruikbare vodden zijn geworden.

Het toont wel de enorme solidariteit die het Pakistaanse volk heeft met de gedupeerden. Overal in Balakot lopen mensen rond die uit eigen beweging het rampgebied zijn binnengetrokken. Velen lopen met grote rugzakken verder het gebied in, om dorpen te bereiken waar vrachtwagens nog niet kunnen komen.

De vrijgevigheid is opzienbarend. „Mijn oom heeft in een enkele dag 1 miljoen roepie (14.000 euro, red.) opgehaald”, zegt Raza Kashif. „Een student van de Peshawar Agricultural University beweert in twee dagen 2,3 miljoen roepie (32.000 euro, red.) te hebben ingezameld. „In drie dagen”, zegt dokter Hanif Khilji trots, „heeft onze organisatie, de Rotary Club Quetta Cosmopolitan, 1,1 miljoen roepie (ruim 15.000 euro, red.) aan donaties binnengekregen.” Hij draagt een groot pak bankbiljetten bij zich die hij samen met een collega in het geïsoleerde dorp Sangar aan uitdeelt aan diegenen die het het meest nodig hebben.

„We hebben de kracht van onze natie ontdekt”, zegt een officier van het Pakistaanse leger. „Pakistanen van over de gehele wereld zenden geld. Iedereen helpt. Studenten reizen 1500 kilometer per bus om te helpen.”

Maar wat deze regio echt nodig heeft, is goed georganiseerde en gecoördineerde professionele hulp. En daar is nog altijd veel te weinig van. Vele honderden kleine dorpjes verkeren nog altijd in grote nood.

Een afvaardiging van het internationale Rode Kruis arriveerde maandag voor het eerst in Balakot. Een woordvoerder van het Japanse Rode Kruis die net uit Kasjmir kwam, schrikt van de verwoesting en het gebrek aan hulp hier. „In Kasjmir zijn veel meer helikopters en is er veel meer hulp”, zegt ze.

„Onze oproep aan alle moeders in de wereld is dat we hulp nodig hebben, en snel. Ik ben wanhopig” zegt de charismatische dokter Zafar, die uitlegt dat een hele generatie van kinderen verloren is door de ramp.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer