Kerkelijke begraafplaatsen tegen het licht
Beheerders van kerkelijke begraafplaatsen hebben grote behoefte aan deskundige voorlichting. Op een drietal voorlichtingsavonden voor beheerders, die vanaf woensdag door de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in de Protestantse Kerk (VKB) worden gehouden, is zeer positief gereageerd, zegt R. M. Belder, chef de bureau van de VKB.
Er gaat dan ook veel mis, aldus mr. W. G. H. M. van der Putten, directeur van de Stichting Grafzorg Nederland. „Bij kerkelijke begraafplaatsen moet er nodig een nieuw contract komen.”
De VKB belegt woensdagavond in Heerenveen een eerste voorlichtingsbijeenkomst, gevolgd door Beekbergen (op 5 oktober) en Rotterdam-Kralingen (12 oktober).
De begraafplaatsen in Nederland zijn onder te brengen in algemene en bijzondere begraafplaatsen. Volgens Belder zijn er zo’n 450 kerkelijke gemeenten die zich bezighouden met het beheer van kerkelijke begraafplaatsen. „Doordat er regelmatig nieuwe kerkrentmeesters aantreden, is het van belang hen steeds opnieuw te informeren over het deskundig beheer van begraafplaatsen. In 1995 hebben wij een uitgebreide enquête gehouden, waaruit bleek dat er heel wat vragen leefden. Wij trekken nu om de drie jaar het land in om antwoorden te geven op de vragen die op dit moment actueel zijn. Het gaat ons vooral om de informatievoorziening.”
Mr. Van der Putten, voormalig wetgevend jurist bij het ministerie van Binnenlandse Zaken (in welke hoedanigheid hij de Wet op de lijkbezorging (WLB) onder zijn hoede had) en oud-voorzitter van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen (LOB), kent de problematiek rond de kerkelijke begraafplaatsen van binnenuit. Hij is nu directeur van de Stichting Grafzorg Nederland en schreef enkele boeken over rechten en plichten op begraafplaatsen. „Er is vooral gebrek aan kennis en professionaliteit; een enkele keer is er ook sprake van gemakzucht”, zegt hij. „Veel begraafplaatshouders besteden best wel aandacht aan hun begraafplaats, ook aan de administratie, maar men is gewend om het al eeuwen lang zo te doen. En men denkt dat het goed is.”
De wijziging van de Wet op de lijkbezorging, in 1991, in combinatie met de wijziging van het Burgerlijk Wetboek per 1992, stelde echter nieuwe eisen. „Grafrechten moeten schriftelijk worden bevestigd. Dat kan bij een gemeente eenzijdig, omdat men een beschikking afgeeft. Maar bij een civielrechtelijke partij, zoals een kerkgenootschap of een stichting, kun je alleen een verplichting opleggen in contractvorm, waar beide partijen voor tekenen. Niet tekenen betekent geen verplichting. Je kunt denken aan het voorbeeld van het overnemen van de huur nadat de oude huurder overleed of vertrok: de opvolger moet een eigen contract hebben.”
Hier gaat het vaak fout met gemeentelijke én kerkelijke begraafplaatsen, aldus Van der Putten. „Als er bijvoorbeeld een bestaand graf van een vader is (dat op naam staat van zijn vrouw) en de moeder overlijdt, dan schrijft een gemeente het graf vaak over op naam van een kind. Een kind dat het zelf vraagt, of door tussenkomst van de uitvaartondernemer. Maar dat is nog niet effectief: er moet nog een schriftelijke bevestiging komen. Anders ontstaan er geen rechten en plichten.”
Er moet bij kerkelijke begraafplaatsen een nieuw contract komen, benadrukt Van der Putten. „Zonder handtekeningen zijn er geen verplichtingen over en weer. In de praktijk gaat het er vaak anders aan toe. Dan wordt er soms wel een contract aangegaan, maar als er een opvolger komt, wordt alleen diens naam in de boeken van de begraafplaats geschreven en niet een nieuw contact aangegaan, waar men zijn handtekening voor zet. Die handtekening onder de overeenkomst is cruciaal, anders is men niet aan de voorwaarden van de begraafplaats gebonden, zoals regels voor formaten van een grafsteen. Helaas doen weinig begraafplaatsen dit. Omdat er gewoonlijk weinig problemen zijn, valt het niet op. Maar als er wel een probleem ontstaat en een advocaat kijkt ernaar, dan hangt de begraafplaats.”
Ook van belang is volgens Van der Putten dat men een reglement heeft en dit tijdig ter beschikking stelt van iedereen, namelijk vóór en tijdens de grafuitgifte en vóór overschrijving met nieuwe overeenkomst aan een opvolger. „Anders gelden die voorwaarden niet. Iedere advocaat zal dit direct opmerken. In dat reglement staat bijvoorbeeld hoeveel personen in het graf begraven mogen worden. Maar als men niet gebonden is, ontstaan er problemen. Het is daarom goed dat deze problematiek eens onder de aandacht van de kerken gebracht wordt.”
In een reactie hierop zegt Belder dat er een goede verstandhouding is tussen de VKB en Van der Putten. „Deze uitermate deskundige jurist op het gebied van begraafplaatsen zei op de ledenvergadering van de LOB van april dit jaar dat onze vereniging een uitstekend modelreglement heeft dat bij vrijwel alle hervormde begraafplaatsen wordt toegepast. Wel is het zaak om hierover voortdurend goede informatie te geven. Er blijven echter tal van lastige vragen over. Wat moet je doen als de kerkelijke begraafplaats vol is? Moet je dan ruimen? Niet iedereen is daar voor. Sommigen zeggen dat een lichaam begraven ligt tot op de jongste dag. Maar vol is vol. Soms gebeurt het dat een begraafplaats na twintig jaar weer geopend wordt. Of het gebeurt dat een kerkelijke gemeente zo geslonken is, dat de kerkelijke begraafplaats overgedragen wordt aan een stichting of een plaatselijke begrafenisvereniging. In al dit soort vragen willen wij advies geven. We hopen in november de uitkomsten te evalueren. Maar het ligt voor de hand dat we over drie jaar opnieuw het land in trekken.”