Schepping en herschepping zijn volmaakt
In het RD van donderdag 15 september betoogde prof. dr. A. van de Beek dat de schepping van meet af aan geen harmonische kosmos is, maar een wereld onder het kruis. Dr. C. A. van der Sluijs wijst het laten samenvallen van schepping en verlossing, dat hiervan een implicatie is, af. Een nieuwe schepping in Christus Jezus is historisch gerelateerd aan de oorspronkelijke goede en volmaakte schepping van God.
De voortgezette discussie in het Reformatorisch Dagblad over de prediking van de radicale verlorenheid van de mens en de aard van de schepping moet voor een gereformeerd mens wel buitengewoon verwarrend overkomen.
De radicaliteit van Van de Beek heeft reformatorische trekken. Hij stipuleert de radicaliteit van de zondeval en de dienovereenkomstige verdorvenheid van de mens, en niet minder articuleert hij de radicaliteit van de genade. Hedendaagse arminianen krijgen bij hem geen been om op te staan.
Ik vind dit op zich zonder meer een verfrissend geluid. Toch heb ik mijn twijfels, sterker, zelfs mijn ernstige bedenkingen. Het lastige is echter dat Van de Beek een jargon hanteert dat onder ons bekend is en dat soms zelfs tendeert naar ’gezelschapstaal’ (vergelijk: Hier beneden is het niet).
Verbleekt
Van de Beek is ongetwijfeld een briljant denker, maar hij is niet gereformeerd. Zijn barthiaans christomonisme drukt heel het gereformeerde trinitarische denken plat. Zodanig dat er in de theologische doordenking en interpretatie geen aparte plaats meer overblijft voor God de Vader en voor God de Heilige Geest.
Dat betekent dat schepping en verlossing in het denken van Van de Beek moeten samenvallen. Zo kan er geen plaats meer zijn voor het werk van God de Vader en onze schepping. Zo is er ook geen plaats meer voor de belijdenis, dat ze „zeer goed” was (Genesis 1 en 2). Want van meet af aan betrekt Van de Beek de schepping in de verlossing en zo dus ook in de zondeval.
De historiciteit van een en ander staat hiermee op losse schroeven. Het geheel verbleekt tot een filosofisch concept. De woorden zijn er nog, maar de gereformeerde zaken zijn al lang verdwenen. In de prediking hebben we niet te doen met mensen van voor de val, maar met gevallen zondaars, aldus Van de Beek. Maar hij wil er niet achteraan zeggen: die „goed en recht geschapen” zijn.
Historisch! Nee, dit behoeft geen romantische invulling, daarin val ik hem bij, maar het gaat hier wel om een historische werkelijkheid. En dit telt wel degelijk mee in de benadering van de gevallen mens. Het eschatologische (toekomstige) „non posse peccare” (niet kunnen zondigen) is historisch gerelateerd aan het „posse non peccare” (kunnen niet-zondigen) in het paradijs. En dit betekent weer dat „een nieuwe schepping in Christus Jezus” historisch gerelateerd is aan de oorspronkelijke goede en volmaakte schepping van God.
Herschepping
Maar als de schepping niet goed en volmaakt was, dan ook de herschepping niet. In zijn beroep op Kolossensen 1:14 en 20 gaat Van de Beek uit van de gekruisigde Christus, door Wie de wereld geschapen zou zijn, en dat brengt hem dan tot de stelling dat de schepping vanaf het begin onder het kruis is geweest.
Hier wreekt zich zijn christomonisme. In vers 15 wordt Christus genoemd „het Beeld van de onzienlijke God”, hetgeen teruggaat op de schepping en niet op de herschepping. Het „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enig geboren Zoon gegeven heeft” (Joh. 3:16) is in de theologie van Van de Beek geworden: „Alzo lief heeft God Zijn eniggeboren Zoon gehad, dat Hij Hem de wereld gegeven heeft.” In zo’n wereld behoeft men eigenlijk niet meer te evangeliseren.
De auteur is hervormd emeritus predikant.