SCP: Stijging aantal mantelzorgers
Steeds meer mensen met een volledige of een deeltijdbaan verlenen in hun vrije tijd informele zorg aan zieken of gehandicapten. Dat concludeert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in het rapport ”Kijk op informele zorg”, dat donderdag is gepresenteerd.
In het rapport wordt een beeld geschetst van de zogeheten mantelzorg, de informele hulp die Nederlanders geven aan verwanten, vrienden of buren.
Tussen 1991 en 2003 bleef het aandeel van de bevolking dat geregeld mantelzorg biedt vrijwel gelijk op ruim 12 procent. In absolute aantallen steeg het aantal informele zorgverleners van 18 jaar en ouder van 1,4 miljoen in 1991 tot 1,6 miljoen in 2003.
Een drastische verandering trad op in de samenstelling van de zorgverleners: onder de helpers steeg het aantal (in deeltijd) werkenden van 37 procent in 1991 naar 50 procent in 2003. Met name in de groep vrouwen van 18 tot en met 34 jaar was er een opmerkelijke stijging van het aantal werkenden te zien. In 1991 had 56 procent van de vrouwelijke mantelzorgers een betaalde baan, in 2003 was dat 67 procent.
Dit betekent dat een groeiend aantal mensen werk en informele zorg moet zien te combineren, concludeert het SCP. Omdat het planbureau een stijging met 15 procent van het aantal mantelzorgers tot 2020 verwacht, wijst het onderzoeksbureau daarbij op het belang voor de overheid om deze vrijwilligers te ondersteunen.
Het SCP denkt dat de vraag naar vrijwillige hulp van bijvoorbeeld familieleden of vrienden in de toekomst zal afnemen, omdat veel toekomstige ouderen goed bij kas zitten. Ze kunnen hun zorg in principe zelf betalen. Het planbureau zegt daarbij dat eventuele bezuinigingen op de thuiszorg of op de pensioenen van ouderen die situatie drastisch kunnen veranderen. De vraag naar informele zorg kan dan het aanbod gaan overtreffen.
Een andere conclusie uit het rapport is dat door bijna 60 procent van de hulpbehoevende ouders de zorgverlening onder de kinderen wordt verdeeld. Het aantal 65-plussers dat inwoont bij kinderen is gedaald van 48.000 in 1981 tot 20.000 in 1998. Recentere gegevens zijn niet beschikbaar, maar naar alle waarschijnlijkheid heeft de daling doorgezet.