Advies: Geen verbod op buitenlandse imams
Nederland moet imams, predikanten en priesters uit het buitenland niet structureel weren, maar hen wel verplichten een extra inburgeringsexamen in ons land af te leggen. Dat stelt de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) in een dinsdag verschenen advies aan minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie).
Geestelijk bedienaren uit het buitenland mogen in ons land zijn zolang ze voor hun religieuze gemeenschap werken. Hun gezinsleden mogen niet werken. De ACVZ pleit voor een gefaseerd toelatingsbeleid, waarbij zowel de verplichtingen als rechten van de voorgangers groeien. Na tien jaar moeten ze in aanmerking kunnen komen voor een permanente verblijfstitel, meent de commissie.
Als een moskee of kerkgenootschap geen geschikte voorganger in Nederland kan vinden, moet het volgens de ACVZ mogelijk blijven deze uit het buitenland over te laten komen. De Tweede Kamer stelt bij imams als voorwaarde dat ze een Nederlandse imamopleiding hebben gevolgd. Ook wijst de commissie erop dat de politieke steun groot lijkt voor het weren van imams als er zo’n opleiding is.
Maar volgens de ACVZ is dat niet te verenigen met de vrijheid van godsdienst. Ook is een algemeen verbod op buitenlandse imams in strijd met het gelijkheidsbeginsel als dat niet ook zou gelden voor andere buitenlandse voorgangers. Bovendien kunnen imams op een andere titel, zoals gezinsvorming, naar Nederland komen. Veel imams die hier werken, hebben op die manier een permanent verblijfsrecht in ons land gekregen.
De ACVZ vindt dat buitenlandse voorgangers eerst de gewone inburgeringstoets in hun land van herkomst moeten doen en vervolgens in Nederland binnen twee jaar na binnenkomst een aangepast en extra inburgeringsprogramma met examen moeten voltooien. Collega’s die al in Nederland werken, moeten het gebruikelijke inburgeringsexamen in ons land afleggen. De overheid moet hen niet verplichten, maar wel stimuleren om ook het extra gedeelte voor nieuwkomers te volgen, aldus het advies.
Ook kloosteringen zouden het inburgeringstraject moeten volgen. De situatie van zendelingen is volgens de commissie lastiger, omdat het niet duidelijk is of zij een „wezenlijk Nederlands belang" dienen. Toelating van vreemdelingen die hun geloof willen verspreiden onder inwoners van Nederland, moet alleen mogelijk blijven voor degenen die verbonden zijn aan een organisatie die in Nederland is gevestigd, aldus de ACVZ.
Ook adviseert de commissie de verblijfsduur voor zendelingen te beperken tot maximaal twee jaar. In dat geval is het onnodig dat ze verplicht inburgeren. Na twee jaar zendingswerk moet er volgens de ACVZ een wachttijd van vijf jaar gelden voordat de betrokkene opnieuw als zendeling kan worden toegelaten.
Het kabinet komt binnenkort met een reactie op het advies, aldus een woordvoerster van Verdonk. Voorzitter M. Ousalah van de Vereniging van Imams in Nederland (VIN) kon dinsdag niet reageren, omdat hij het advies nog niet had gelezen.