Voortzetting kabinet Noorwegen onzeker
Of Noorwegen nog lang een christen-democratische premier zal hebben, wordt maandagavond duidelijk. Dan worden de uitslagen van de parlementsverkiezingen bekendgemaakt. Gunstig zijn de voortekenen echter allerminst.
Met een andere, en waarschijnlijk in dat geval rood-groene, regering zijn desondanks geen gigantische omwentelingen te verwachten in de Noorse politiek, die net als in Nederland gezien het relatief grote aantal fracties sterk is aangewezen op zo veel consensus als maar enigszins mogelijk is.
Niettemin werd het beleid de afgelopen vier jaar met de zware inbreng van de conservatieven voor Noorse begrippen sterk gekenmerkt door zaken als ondernemersklimaat en ontwikkeling van het bedrijfsleven. Door de druk van de socialisten en de groenen kan echter de toonzetting op dat punt wel behoorlijk wijzigen.
Mede door de gestegen olieprijs loopt het met de Noorse economie momenteel hoe dan ook gesmeerd, want Noorwegen is een groot olie- en gasproducerend land en het enige wat de rijksoverheid moet doen, is ervoor zorgen dat het geld niet lukraak in de consumptie verdwijnt. Dan zou het land met dezelfde problemen te maken krijgen als Nederland na de vondst van de gasbel van Slochteren. In het eerste halfjaar van 2005 groeide het Noorse bruto nationaal inkomen met 4 procent. Dat is zonder meer buitengewoon hoog bekeken vanuit West-Europese optiek.
Zittend premier Kjell Magne Bondevik zou, als het toch nog een beetje meezit, aan zijn derde kabinet kunnen beginnen. Zijn eerste kabinet vond in 2000 een vroegtijdig einde, maar sinds de voorlaatste stembusronde in 2001 heeft hij de hele rit uitgezeten. Dat is op zich een knappe prestatie gezien de samenstelling van het kabinet, dat getalsmatig, in casu qua aantal ministerszetels, sterk wordt gedomineerd door de conservatieve partij Høyre. Dat is dan ook tevens de op een na grootste partij in de volksvertegenwoordiging, de Storting. Høyre bezet daarin 38 zetels.
De grootste oppositiepartij, de sociaal-democratische Arbeiderparti, heeft er 43. De KrF bezit 22 parlementszetels. Het piepkleine liberale Venstre (2 zetels) is de derde partij die deelneemt aan het kabinet-Bondevik. Deze middenrechtse regering had daarmee nog niet voldoende aanhang in het parlement en daarom was zij tevens afhankelijk van de kritische gedoogsteun van de rechts-populistische Fremskrittsparti (Vooruitgangspartij) van Carl I. Hagen. Deze politicus draait al vele jaren mee en hamert van oudsher op een restrictief immigratiebeleid.
Dat doet Hagen nog steeds en daarmee blijft hij verzekerd van de stemmen van een trouwe en omvangrijke schare Noren, die in 2001 zorgden voor 25 zetels. Als het tegen de verwachting in tot een prolongatie van middenrechts onder Bondevik komt, dan zal de combinatie het evenmin zonder Carl I. Hagen kunnen stellen. Hagen heeft echter duidelijk gemaakt zich onafhankelijk te willen opstellen en dat hij niet bij voorbaat weer in de markt is als gedoogpartij.
Veel waarnemers in de Noorse politiek doen dat echter af als holle retoriek. Vervelender nog voor de huidige regeringspartijen is uiteraard dat de peilingen een flinke meerderheid voorspellen voor de Arbeiderparti en haar beide samenwerkingspartners, het extreem linkse Sosialistisk Venstre en de milieupartij Senterparti (Centrumpartij). Gezamenlijk lijken ze op 90 van de 169 zetels af te stevenen. Los daarvan zit de KrF een beetje in de maag met de conservatieven.
Wel hebben ze loyaal samengewerkt de afgelopen vier jaar, maar de christen-democraten willen het liefst niet dat Høyre het helemaal voor het zeggen krijgt. Als de Arbeiderparti volgende week niet aan de formatie kan beginnen omdat zij toch niet die aanhang krijgt die de peilingen beloven, dan is het logischerwijs Høyre dat de formatieopdracht krijgt en daarmee ook aanspraak kan gaan maken op de post van premier.
Of de KrF onder die omstandigheden nog mee wil werken, heeft Bondevik in het midden gelaten. Anders gezegd: het zou best zo kunnen zijn dat de christen-democraten bij een duidelijk verlies aan electorale steun de voorkeur geven aan een sociaal-democratisch boven een conservatief kabinet.
Op veel punten zijn de christen-democraten het eigenlijk helemaal niet zo oneens met de aloude Arbeiderparti, vooral als het gaat over niet-materiële zaken, zoals zorg en een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van de lasten. Leider van de sociaal-democraten is Jens Stoltenberg, die in 2000-2001 al een keer premier was, na de afgang van het Arbeiderparti-kabinet van Torbjørn Jagland.
In die tijd slaagden de sociaal-democraten er duidelijk niet in de harten van de Noorse kiezers te veroveren, maar Stoltenberg appelleert nu kennelijk wel sterk aan hun gevoelens want volgens peilingen komt hij in vergelijking met zijn politieke tegenstanders het meest betrouwbaar over.