Mauritshuis koopt werk Rubens
Museum het Mauritshuis in Den Haag heeft twee werken van zeventiende-eeuwse meesters verworven: ”Oude vrouw en jongen met kaarsen” van Peter Paul Rubens en ”Gezicht op kasteel Bentheim” van Jacob van Ruisdael. Het museum presenteerde de aanwinsten woensdag.
Het Mauritshuis noemt het schilderij van Rubens, dat dateert van circa 1616, een sleutelstuk in zijn werk. Het heeft tot zijn dood in het Rubenshuis in Antwerpen gehangen en hij gebruikte het motief vaker voor andere schilderijen.
Van Ruisdael is een van de grote Nederlandse landschapsschilders van de tweede helft van de zeventiende eeuw. Zijn ”Gezicht op kasteel Bentheim” (circa 1652-1654) maakte de nog jonge schilder na een reis in het grensgebied van Nederland en Duitsland in 1650. Het kasteel schilderde hij zeker twaalf keer.
Beide aanwinsten zijn per direct permanent te zien in het Mauritshuis. Voor de Rubens legde het museum 6 miljoen euro op tafel, de Ruisdael kostte 4 miljoen. Onder meer de BankGiro Loterij, de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, de Vereniging Rembrandt, de Mondriaanstichting en de rijksoverheid kwamen met geld over de brug.
De laatste grootste aankoop van het Mauritshuis betrof ook werk van Rubens. In 2003 verwierf het Haagse museum twee portretten van een man en een vrouw. De nieuwste aanwinst past in de collectie Vlaamse meesters, met ander werk van Rubens en verder onder anderen Anthony van Dijck en Jacob Jordaens.
”Oude vrouw en jongen met kaarsen” behoort tot het genre van de nachtstukken, waarmee in de tijd van Rubens de Italiaan Caravaggio furore maakte. Rubens leerde diens werk kennen tijdens zijn Italiaanse periode (1600-1608). Deze aanwinst geldt als een van de vroegste zogeheten caravaggistische schilderijen in de Nederlanden.
De aankoop van de Ruisdael noemde Mauritshuis-directeur F. Duparc een herkansing, omdat in 1980 het Amerikaanse Getty Museum een werk van deze schilder voor de neus van het zijn museum wegkaapte. Het Mauritshuis wilde graag een schilderij van Van Ruisdael hebben omdat de monumentale landschapsschilderijen van de tweede helft van de zeventiende eeuw nog ontbraken in de collectie.
Door een laag gezichtspunt te kiezen wekte Van Ruisdael in ”Gezicht op kasteel Bentheim” de indruk dat het kasteel op een berg lag, terwijl het in werkelijkheid gesitueerd was op een heuvel, 10 kilometer over de grens bij Oldenzaal. Deze monumentale weergave werd een van de kenmerken van de ”klassieke” Hollandse landschapschilderkunst tussen 1650 en 1665, waarvan verder Meindert Hobbema, Aelbert Cuyp en Philips Koninck de belangrijkste vertegenwoordigers waren.