Volgens de advocaat moest het Openbaar Ministerie (OM) bij voorbaat niet-ontvankelijk worden verklaard, onder meer omdat informatie van de Zuid-Afrikaanse belastingdienst, in welk land M. begin jaren negentig zei te wonen, is gebruikt in het strafrechtelijk onderzoek tegen de vastgoedhandelaar. Het belastingverdrag tussen Nederland en Zuid-Afrika bepaalt dat dergelijke informatie niet voor strafrechtelijke doeleinden mag worden gebruikt. De Zuid-Afrikaanse autoriteiten weigerden zelfs expliciet alsnog toestemming te geven.

Hoewel er in strijd met het belastingverdrag is gehandeld, vindt de rechtbank het niet nodig om de officier van justitie daarvoor buitenspel te zetten. De belangen van de verdachte zijn niet doelbewust geschonden, aldus het college. Bovendien was het begin van het onderzoek tegen de vastgoedhandelaar niet louter gebaseerd op de informatie afkomstig uit Zuid-Afrika.

De rechtbank verwierp ook de bezwaren die de drie andere verdachten in de fraudezaak, waaronder de Hilversumse notaris M. le C., tegen hun vervolging hadden opgeworpen. Volgens de notaris is zijn ambtsgeheim geschonden doordat de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) bij een huiszoeking in zijn kantoor in 1999 zonder zijn toestemming dossiers heeft ingezien en meegenomen. Le C. zou in de jaren 1992-1995 valse aktes voor M.’s onroerendgoedtransacties hebben opgesteld.

De Utrechtse rechtbank heeft in december en januari acht dagen uitgetrokken voor de inhoudelijke behandeling van de zaak. Het proces begint donderdag 13 december.