„Clopidogrel helpt bij infarct al in ambulance”
Ambulancepersoneel zal patiënten die een hartaanval hebben gehad, voortaan uitgebreid geneesmiddelen moeten toedienen. Niet alleen pijnstillers, maar ook bloedverdunners staan op het lijstje van middelen dat patiënten moet worden gegeven.
Uit onderzoek komt naar voren dat patiënten door behandeling met het geneesmiddel clopidogrel (Plavix) beter reageren op een vervolgbehandeling in het ziekenhuis.
De studie-uitkomsten werden gepresenteerd op het jaarlijkse congres van de European Society of Cardiology, dat momenteel in Stockholm wordt gehouden.
Ambulanceverpleegkundigen geven patiënten met een hartinfarct tegenwoordig aspirine, heparine (twee antistollingsmiddelen in pilvorm) en een injectie met een stolseloplossend middel. Dat gebeurt nadat ambulancepersoneel door middel van een elektrocardiogram (ECG) de diagnose heeft gesteld.
„Het antistollingsmiddel clopidogrel kan naar verwachting binnen afzienbare tijd aan de bestaande behandeling worden toegevoegd”, aldus prof. dr. F. Verheugt, cardioloog in het Universitair Medisch Centrum Nijmegen.
Het gaat om een kuur van drie dagen. „Onze ervaringen zijn positief. Het dotteren van de vernauwde bloedvaten gaat lekkerder met clopidogrel ’aan boord’. De bloedvaten blijven beter open en de prognose van de patiënten verbetert.”
Toevoeging van Plavix geeft geen hoger risico op bloedingen. „Dat komt omdat het middel slechts kort wordt toegediend.”
De actieve inzet van verpleegkundigen in de ambulance illustreert volgens Verheugt de trend om patiënten met een infarct zo snel mogelijk te behandelen. „Directe hulp verlaagt het risico op ernstige complicaties. Vandaar dat aan ambulanceverpleegkundigen de laatste jaren nieuwe bevoegdheden zijn toegekend. Ze beslissen aan de hand van het ECG ook of de patiënt moet worden gedotterd of niet. Dat bepaalt mede hun keuze voor het ziekenhuis waar ze de patiënt afleveren.”
Verheugt ziet Frankrijk als voorbeeld. Daar heeft het personeel grote bevoegdheden om de patiënten voor te bereiden op behandeling in het ziekenhuis. Verschil met Nederland is echter dat in Frankrijk veelal een specialist in de ambulance aanwezig is. Daar staat tegenover dat ambulances in Italië en de Verenigde Staten weinig anders mogen doen dan heel hard naar het ziekenhuis rijden.
Omdat dotteren een precies werkje is, voorziet Verheugt dat dat niet in de ambulance kan worden gedaan. Bij het dotteren wordt veelal een buisje (stent) in de kransslagader geplaatst om die open te houden. Omdat bij die ingreep klontering kan optreden, krijgt een patiënt een bloedverdunnend medicijn. Dat middel moet zo snel mogelijk na de hartaanval worden gegeven. Een op de 200 patiënten sterft nu tijdens het dotteren.