Justitie hield bewijs in zaak-Nienke achter
Het openbaar ministerie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) hebben jarenlang cruciaal DNA-bewijs achtergehouden in de zaak van de vermoorde Nienke Kleiss. Medewerkers van het OM wisten al jaren dat Cees B., die in eerste instantie is veroordeeld voor de moord op het 10-jarige meisje, nooit de dader kon zijn.
Dat meldde het televisieprogramma Netwerk maandagavond op basis van eigen onderzoek. De Tweede Kamer is verontrust en wil dat de kwestie tot op de bodem wordt uitgezocht.
B. werd in 2002 veroordeeld tot achttien jaar cel en TBS. Hij kwam eind vorig jaar op vrije voeten, nadat Wik H., die vastzat op verdenking van andere misdrijven, de moord op Nienke in juni 2000 in het Beatrixpark in Schiedam had bekend. H. werd onlangs door de rechtbank in Rotterdam tot twintig jaar celstraf en TBS veroordeeld. De herzieningszaak van B. dient in november.
In het justitieonderzoek naar Cees B. speelde DNA-materiaal een grote rol. Volgens Netwerk wisten zowel het NFI als de aanklagers van het OM die de zaak bij de rechtbank en het gerechtshof behandelden, en het college van procureurs-generaal dat het DNA-materiaal dat was aangetroffen op de moordplek onmogelijk van Cees B. kon zijn. Het OM hield deze informatie echter geheim. De advocaat van B. en de rechters kregen de stukken nooit te zien.
Het NFI liet de cruciale informatie achterwege in het eindrapport dat aan de rechters werd gepresenteerd. Ook een getuige-deskundige van het NFI die tijdens de rechtszaak werd gehoord, legde een onvolledige getuigenis af.
Bovendien zouden honderden justitiemedewerkers van het bestaan van de voor B. ontlastende informatie op de hoogte zijn geweest. Dit werd met hen gedeeld tijdens vertrouwelijke justitiepresentaties door een NFI-medewerker waar de Schiedammer parkmoord als voorbeeldzaak diende. Een van de toehoorders bij zo’n presentatie was politiepsycholoog H. Timmerman, toen nog werkzaam bij het zogeheten cold-caseteam van de politie Groningen. Hij trok intern tevergeefs aan de bel. Het feit dat hij met Netwerk praatte, heeft geleid tot zijn ontslag.
J. Taekema, de advocaat van B., heeft voor de rechtbank en het hof altijd volgehouden dat het OM zijn cliënt er heeft ingeluisd. Hij gaat nu bekijken of het mogelijk is om aangifte te doen tegen vertegenwoordigers van het NFI en het OM om ze strafrechtelijk te vervolgen.
Rechtspsycholoog P. van Koppen hekelt de rol van het NFI. Het woord van het NFI is voor de rechter „heilig", zegt hij in Netwerk. Maar alleen het OM kan een beroep doen op het NFI voor onderzoek. Advocaten moeten hun heil elders zoeken. Het NFI „loopt aan het handje" van politie en OM, aldus Van Koppen. Volgens hem is opzettelijk informatie achtergehouden. Enkele jaren geleden schreef hij een boek over de Schiedammer parkmoord, waarin hij de juistheid van de veroordeling van B. ernstig in twijfel trok.
PvdA-kamerlid Wolfsen wil een parlementair onderzoek naar de zaak, liet hij in Netwerk weten. Hij vindt het onacceptabel dat justitie en het NFI de rechters onjuist hebben geïnformeerd en dat nog eens honderden mensen bewust hebben gezwegen.
Volgens een woordvoerder van het college van procureurs-generaal is er geen bewijs voor het achterhouden van bewijs in de zaak. „De advocaat-generaal heeft geen onderzoeksresultaten van het NFI ontkend. Zij heeft in haar requisitoir de deskundige van het NFI gevolgd in zijn uitspraken ter zitting", aldus de woordvoerder. Het college heeft eind 2004 opdracht gegeven de opsporing en vervolging in de Schiedammer–zaak te evalueren. Dat onderzoek is klaar, aldus de woordvoerder, en bevindt zich in de „consultatiefase". Als deze fase is afgerond, zal het college zijn bevindingen openbaar maken.
CDA-kamerlid Van Haersma Buma vindt eveneens dat de onderste steen boven moet komen maar vraagt zich af of een parlementair onderzoek het juiste instrument is. „Dit is zeer verontrustend. Het gaat om een zware beschuldiging, die wel breed lijkt onderbouwd. Dit raakt de integriteit en onafhankelijkheid van het OM", aldus de CDA’er in een reactie. Hij gaat dinsdag met de andere fracties overleggen hoe dit het beste en onafhankelijk kan worden onderzocht.