Opinie

Christelijk onderwijs leidt ”competentes” op

Christelijk onderwijs personifieert zich vooral in docenten die net als Augustinus een relatie hebben met de student. Dat betoogt dr. C. P. Boele

2 September 2005 17:13Gewijzigd op 14 November 2020 02:54

in zijn toespraak ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar. Uit het nieuws van de afgelopen periode blijkt dat onze maatschappij in toenemende angst en onzekerheid verkeert. Dit sijpelt nu ook het onderwijs binnen. In het onderwijs schrijdt verder de secularisatie zienderogen voort. Het niet continueren door de universiteiten van Utrecht en Groningen van de leerstoelen vanwege de Stichting voor Reformatorische Wijsbegeerte illustreert dat.

De onderwijssector is bovendien zoekende, vooral ten aanzien van de rolverdeling tussen ministerie en instelling. Het primaat van organisatie boven inhoud begint extreme vormen aan te nemen. We hebben al accreditaties, interne controle, accountantscontrole, een raad van toezicht, kwaliteitszorg enzovoorts.

Vermaak

Nu komt er weer een toezichtcode bij, met tal van nieuwe (tijd en geld vergende) verplichtingen. Aan twee van de tien geboden hebben we echter precies genoeg: niet stelen en geen valse getuigenis, bijvoorbeeld in de jaarrekening. Waar wel een code voor zou moeten komen? Voor de inhoud van het onderwijs. Velen, zoals Ad Verbrugge, maken zich terecht zorgen over uitholling van de inhoud, de beroepseer, het vakmanschap en de positie van de docent.

Wat betekent dit alles voor het christelijk onderwijs? Het belangrijkste is en blijft de C, langzamerhand echt een ergernis en een dwaasheid. Die cipier uit Handelingen 16 stelde de belangrijkste levensvraag: „Wat moet ik doen om behouden te worden?” Antwoord: „Geloof in de Heere Jezus Christus.”

Maar wat heeft die belijdenis te maken met onderwijs, bijvoorbeeld competentiegericht onderwijs? Nu, als studenten het antwoord op die vraag weten en als ze daaruit leven in hun beroepsuitoefening, pas dan zijn ze „competent.” Dat leert Augustinus ons.

Met elke nieuwe bekeerling (”catechumeen”) voerde hij een gesprek over de geheimen van het christelijk geloof en de verplichtingen van het christelijk leven. Daarna kon deze catechumeen zich laten inschrijven als ”competens”, dat wil zeggen ”medevrager”. Hij werd dan zeven weken lang, tot aan zijn doop, geoefend in het geloof door middel van vasten, stevig onderwijs, oefening in afkeer van heidens vermaak, zelfonderzoek.

De competens moest onder meer de 12 Artikelen uit het hoofd kennen en dus niet alleen weten waar hij het kon vinden. Dat was voor Augustinus ’competentiegericht’ onderwijs. Deze competentes waren volgens Augustinus pas intelligent: de vele catechumenen die zich niet lieten inschrijven voor het vervolgonderwijs waren slechts ”audientes” (hoorders), geen ”intelligentes” (verstaanders).

Het opleiden van competentes, wat dus door het christelijk onderwijs gebeurt, personifieert zich vooral in docenten die net als Augustinus een relatie hebben met de student.

Krenten

Christelijk onderwijs gaat ten tweede om inhoud. Een christelijke bakker is een bakker die veel krenten in zijn krentenbrood stopt. Christelijke docenten moeten goed zijn in hun vak.

Ten derde is christelijk onderwijs een kwestie van verantwoordelijkheid. Goede christelijke docenten publiceren richtinggevende dingen in de onzekere maatschappij.

De auteur is voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Dit artikel is een samenvatting van zijn toespraak.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer