„Negeren van de volkscultuur is funest”
Het Westen rekent met een zichtbare wereld en een onzichtbare wereld -die van God en de machten-. De traditionele niet-westerse cultuur van Peru kent echter ook een tussenmacht: de geesten die invloed op ons uitoefenen. Veel zendelingen negeerden deze wereld, zodat de tovenaars ongestoord konden doorgaan met hun activiteiten, vaak onder een christelijke dekmantel.
Dat concludeert dr. Jan Biersteker, zendingswerker voor de Gereformeerde Zendingsbond in Peru, in een studie over het voorkomen van magische praktijken, tovenarij en hekserij binnen het christelijk volksgeloof in de Peruaanse vallei van de Alto Mayo. Aan de Doxa International University, een Spaanstalige Amerikaanse universiteit in Tampa (Florida), haalde hij met deze studie de graad van ”doctor in Ministry”, een Amerikaanse onderscheiding binnen het doctoraalprogramma.
Jan en Jeannette Biersteker zijn in februari 1999, samen met hun kinderen Bart, Maarten en Pieter, naar Peru uitgezonden. Femke werd later in Peru geboren. Biersteker is onder meer verantwoordelijk voor evangelisatie- en toerustingswerk, kerkplanting en diaconaal werk ten behoeve van de Presbyteriaanse Kerk (IEPRP). Zij wonen in Rioja, in het noordoosten van Peru, ongeveer 1350 kilometer ten noorden van de hoofdstad Lima.
De eerste ”evangelisatie” van Latijns-Amerika (vanaf 1492) ziet Biersteker als een „Europese overval.” „De zendelingen kwamen over het algemeen als representanten van de aanvallende macht (Spanje) en toonden bitter weinig respect en belangstelling voor de eigen cultuur en geloofsbeleving van de Inca-volkeren. Met geweld werden velen bekeerd en de ”zending” was meer een rechtvaardiging voor het stelselmatig uitmoorden van vele volkeren en het roven van grote schatten.”
Het proces dat na de evangelisatie op gang kwam, heeft geleid tot een vorm van volksgeloof waarbij vele oude praktijken een plaats vonden binnen het christelijke (lees: rooms-katholieke) volksgeloof. „Natuurlijk was de Rooms-Katholieke Kerk aanwezig en kon men gebruikmaken van de diensten van priesters voor doop, trouwen en rouw. Maar daar bleef het voor een kleine groep dan ook bij. Een grote groep Peruanen, met name laagopgeleide boeren, bleef vasthouden aan de overgeleverde vormen en praktijken. Men voelt zich christelijk, maar heeft daar een zeer persoonlijke, niet bijbels gebonden praktijk bij.”
De onzekerheden die het leven omringen zijn op verschillende wijzen onder controle krijgen, aldus Biersteker. „Via religie, door het bovennatuurlijke te aanbidden en je vertrouwen op God te stellen. Maar ook door magie, namelijk door te proberen het bovennatuurlijke naar je hand te zetten. In de praktijk kan iemand dat doen door een offer te brengen aan een berg die bewoond wordt door bovennatuurlijke krachten, demonen. De tovenaar geeft aan de persoon in kwestie door welk offer de berg vraagt. Dat kan een beetje bloed zijn, een zwarte kip, kat of cavia, een kikker of iets anders.”
Deze praktijken zijn volgens Biersteker absoluut onaanvaardbaar binnen het bijbelse geloof, maar ondertussen wel ingeburgerd binnen dit christelijk volksgeloof, waar ruime plaats is voor de aanwezigheid en activiteiten van satan. „Als de geestelijke van de kerk je niet kan helpen, blijft nog de optie van de tovenaar open. Diezelfde ruimte is er voor amuletten, patroonheiligen, feesten, vele Maria’s en Christussen die vereerd worden als onderdeel van het positieve deel van het universum. In de protestantse kerken van Noord-Peru komen de hierboven genoemde voorbeelden niet meer voor. Maar dat wil niet zeggen dat de band met het oude geloof altijd direct wordt doorgesneden. Er zijn vormen van tovenarij die onschuldig lijken en ook in christelijke kringen nog vaak doorwerken.”
Hij denkt dan aan het genezen met behulp van schedels, cavia’s, eieren, sterke drank en gezegend water (door een priester). Moeders met kleine kinderen hebben vaak de neiging om in plaats van naar de medische post naar een toverdokter te gaan. Het ei wordt van boven naar beneden over het kind bewogen en vervolgens geopend om aan te wijzen dat het kwaad uit het kind is overgegaan in het ei. Daarna wordt het vernietigd.
Biersteker heeft een verklaring voor het feit dat zendingswerkers dit soort (occulte) praktijken niet hebben uitgeroeid binnen de christelijke gemeenten. „Het heeft te maken met de vorming die deze theologen ontvingen in hun land van herkomst. Voor de vallei van de Alto Mayo geldt dat dit Schotten waren. De westerse vorming rekent met een zichtbare wereld en een onzichtbare wereld, terwijl de traditionele culturen uitgingen van een driedeling, namelijk de zichtbare wereld, de onzichtbare wereld en in het midden een wereld van machten, geesten die invloed op ons uitoefenen. Veel zendelingen konden, door hun vorming, niet goed uit de voeten met dit wereldbeeld en negeerden de tovenaars en hun praktijken. Zodoende konden deze doorgaan met hun praktijken en verloor ook het christelijke deel van het volk hen niet uit het oog. In traditionele culturen behoort de tovenarij tot de werkelijke wereld. Het is geen fantasie maar een werkelijkheid.”
Biersteker voert in zijn studie een pleidooi voor het aanstellen van groepen christenen die zich bezig gaan houden met de bestudering van de realiteit van de boze geesten in het leven, ook binnen de gevestigde presbyteriaanse kerken. Daarnaast zou er in de vorming van zendelingen meer aandacht moeten zijn voor het begrijpen van de lokale cultuur. „Waar het Westen lijdt onder het oprukkende occultisme, lijdt het Zuid-Amerikaanse continent onder de oude vormen van syncretisme en volksgeloof. Dat neemt niet weg dat een volk dat tot geloof komt in Jezus Christus de ruimte moet krijgen Hem te aanbidden in voor dat volk authentieke vormen zonder dat we direct bang worden voor syncretisme. De oude, vaak overgenomen vormen uit de westerse traditionele kerken, lieten ruimte voor volksgeloof. Daarbij is het van groot belang dat we als zendende kerken niet een moraal presenteren die ook voor ons niet meer is dan een culturele erfenis. De Bijbel is de absolute moraal. En de boodschap van Gods Woord mag door ons niet worden verstopt onder een last van een buitenlandse, dat wil zeggen ónze cultuur. De christelijke westerse gebruiken lieten ruimte voor alcoholgebruik en roken. Deze twee attributen zijn juist in de Alto Mayo de noodzakelijkheden voor de praktijk van de tovenaars. Als je hier drinkt en rookt, doe je hetzelfde als de tovenaars. En omgekeerd: Als je deze praktijken nalaat, toon je je breuk met het voorgaande leven.”