„Gemeenten worstelen met religie”
Veel gemeenten zoeken sinds de moord op Theo van Gogh nauwer contact met moslims. Toch worstelt de lokale overheid met de vermeende scheiding tussen kerk en staat.
Dat stelde programmaleider Margo Groenewoud van Kennisnet Integratiebeleid en Etnische Minderheden donderdagmiddag in Den Haag. Groenewoud opende een bezinningsbijeenkomst over de plaats van religie in het stedelijk beleid. Deze middag vormde de start van een korte reeks bijeenkomsten die het Kenniscentrum Grote Steden organiseert over de scheiding tussen kerk en staat.
Een van de hoofdsprekers was W. Jansen van Stad en Kerk, de diaconale uitvoeringsorganisatie van de protestantse gemeente Den Haag. Hij verwacht dat de komende generatie beleidsmakers minder krampachtig met religie zal omgaan dan de huidige. „Nu zijn er veel bestuurders actief die eind jaren ’70 dachten voorgoed te hebben afgerekend met de knellende banden van hun kerkelijke opvoeding. Ik kom wethouders tegen die koorknaap zijn geweest of in een calvinistische traditie opgroeiden. Vergelijk ze maar met mensen als Jan Wolkers en Maarten ’t Hart. Deze frustratiegeneratie wordt nu via de achterdeur van de multiculturele samenleving geconfronteerd met religie. Deze wereld is ongeneeslijk religieus.”
Volgens Jansen was een stad als Den Haag nog nooit zo religieus als nu het geval is. „In de wijken Transvaal en Schilderswijk struikel je haast over de levensbeschouwelijke instellingen. Met name migrantenkerken schieten als paddestoelen uit de grond, alle theorieën over secularisatie ten spijt. Sommige beleidsmakers zeggen dat religie uit het publieke domein is verdwenen, maar dat is gewoon niet waar.”
Jansen vindt dat het hoog tijd is dat de overheid onderzoek doet naar het maatschappelijk rendement van religieuze groeperingen. „Dat nut wordt nog steeds maar mondjesmaat erkend, terwijl het er wel degelijk is. Hoeveel kerken organiseren niet bepaalde cursussen of vangen dak- en thuislozen op?”
Rechtsfilosoof mr. dr. B. C. Labuschagne van de Universiteit Leiden voerde tijdens zijn lezing een pleidooi voor het parallellisme: kerk en staat hebben hun eigen domein, maar houden wel rekening met elkaar. „Dat kwam je bij de kerkvader Augustinus al tegen. Hij ging uit van een stad Gods en een aardse stad, maar die waren wel op elkaar betrokken.”
Volgens Labuschagne moeten gemeenten meer samenwerken met religieuze groeperingen. „Laten bestuurders zich afvragen in hoeverre bepaalde levensbeschouwingen elementen in zich hebben die kunnen bijdragen aan de saamhorigheid in de samenleving.”
Als „goed voorbeeld van deze civil religion” noemde de rechtsfilosoof de invulling van de viering van 4 en 5 mei in Amsterdam of de Dag van de Inburgering voor nieuwkomers in Den Haag. „Wat mij betreft stellen alle gemeenten zich welwillender en ruimhartiger op richting de godsdienstige groeperingen in onze samenleving. We hebben meer te winnen bij een vriendschappelijke verhouding dan bij een kille relatie die gelovigen in de kou laat staan.”