Hetze
Er is de laatste jaren veel te doen over de integriteit van politici en bestuurders. Terecht is dat een thema geworden in maatschappij en politiek.
Met name tijdens de parlementaire enquête naar de bouwfraude begonnen velen te beseffen dat corruptie in Nederland wel eens algemener zou kunnen zijn dan men voorheen dacht. Al kwamen er tijdens diezelfde enquête gelukkig geen bewijzen op tafel van grootschalige omkoping.
Dat neemt niet weg dat we er als land een eer moeten stellen ver weg te blijven van sommige derdewereldlanden, waar het schuiven met baar geld onverwacht deuren opent en waar politici er niet voor schromen hun eigen familie- of bedrijfskas te spekken met aanzienlijke geldbedragen.
Maar we kunnen in onze strijd tegen fraude en belangenverstrengeling ook doorslaan. Dat gevaar van doorslaan dreigt op dit moment. Zo roept het onderzoek van het WODC van enkele weken geleden al een licht onbehaaglijk gevoel op. Dit wetenschappelijk instituut van het ministerie van Justitie onderzocht de mate van corruptie onder politici en ambtenaren - niet door de feiten op een rij te zetten, maar door tal van hoge ambtenaren te vragen naar hun inschatting. Een procent of 5 van alle politici zou corrupt zijn, meenden de ondervraagden. Over de werkelijkheid leerde het onderzoek ons echter niets.
Maar goed, bij ambtenaren en bestuurders hebben we het nog over min of meer deskundige personen. Kwalijker werd het toen opiniepeiler Maurice de Hond de burgers ging vragen wat zij ervan dachten. Het percentage corruptie politici lag beduidend hoger, vermoedde Jan-met-de-pet; 12 procent, schatte hij zo’n beetje. Maar bewijsvoering? Nul.
En nu zit politiek Den Haag dan met de kwestie-Veerman. Maar is het wel een kwestie? Natuurlijk behoort een boer die minister van Landbouw wordt formeel en praktisch afstand te nemen van zijn bedrijf of bedrijven. Daar zijn ook regels voor opgesteld. Dat minister Veerman met die regels slordig is omgegaan, staat inmiddels vast. Daar mag best even de vinger bij gelegd worden door media of politiek.
Maar zolang er niet meer vaststaat dan dit, waarover de bewindsman bovendien zijn spijt heeft betuigd, kan er snel een punt achter de zaak worden gezet. Het gaat hier, zo lijkt het, om administratieve foutjes, om vergissingen op een stukje papier. Dat Veerman zich daadwerkelijk intensief met zijn bedrijven is blijven bemoeien, daarvoor is nog geen begin van een bewijs. Laat staan voor de stelling dat zijn politieke standpunten als minister van Landbouw ingegeven zouden zijn door de belangen van zijn eigen ondernemingen.
En dat laatste is toch het cruciale punt. Als het erop lijkt dat een minister niet zozeer het algemeen belang dient maar zijn eigen portemonnee, mogen, nee moeten pers en parlement terstond in de benen komen. Maar zolang er niets is dat in díé richting wijst, moeten zij ervoor waken een hetze te creëren, een hetze die niet slechts één persoon beschadigt, maar die het imago van de hele politiek opnieuw een deuk toebrengt. Dat zouden we met elkaar niet moeten willen.