Democratisch Irak nog heel ver weg
De Amerikaanse president Bush maakte het deze week tijdens zijn rondreis door Europa nog weer eens duidelijk: Saddam Hussein moet van het politieke toneel verdwijnen. Hij vormt een serieuze bedreiging voor de vrede en de stabiliteit. Maar of de rol voor de machtigste man van Irak binnenkort is uitgespeeld, is nog maar de vraag.
Dat zegt dr. Charles Tripp, die verbonden is aan de gerenommeerde School of Oriental and African Studies (SOAS) in Londen. Volgens hem moet in Washington eerst nog een harde strijd worden uitgevochten tussen voor- en tegenstanders van actie in Irak.
Of een nieuw regime in Bagdad van Irak een democratie naar westerse model zal realiseren, is zeer twijfelachtig, aldus Tripp. Zelfs als de Verenigde Staten het land toch binnenvallen, de dictatuur van Saddam Hussein ten val brengen en een nieuw bewind installeren.
In Irak regeert nog steeds de angst, zegt Tripp wiens boek ’Iraq, a history’ net in het Nederlands is vertaald (Irak, een geschiedenis). De vrees dat de veiligheidsdienst ieder moment kan aankloppen is misschien wel iets afgenomen, maar de angst blijft zeker.
De oppositie in het land zelf is dan ook zeer beperkt. De Koerden in het noorden hebben een machtbasis in eigen land, evenals de sjiietische Opperste Raad van de Islamitische Revolutie in Irak en de groepering al-Dawa. Maar deze groepen kunnen zonder meer door de strijdkrachten van Saddam Hussein worden uitgeschakeld.
Tegenstanders van het regime in het buitenland hebben geen basis of grote aanhang in hun vaderland. Het Iraaks Nationaal Congres (INC), dat beweert een overkoepelende organisatie te zijn, kreeg vooral aandacht en geld door goed lobbywerk in de Verenigde Staten. „Maar stelt verder weinig voor”, aldus Tripp.
Tenslotte heb je nog de stille oppositie binnen het leger van Irak. Hij denkt dat deze groep nog de meeste kans van slagen heeft om het bewind omver te werpen. De grote vraag blijft echter wanneer iemand het risico durft te nemen om zijn nek uit te steken.
Iedereen in Irak is namelijk afhankelijk van Saddam Hussein en een zeer kleine groep bondgenoten, voornamelijk soennieten uit het noordwesten van het land. Vanuit dit machtscentrum wordt de taart verdeeld en een politiek gevoerd van verdeel en heers. Via dit patronagesysteem wordt een groot deel van het land aan de machthebbers gebonden.
Dit systeem bestaat sinds de Iraakse leider door de enorme olie-inkomsten de kans kreeg het te perfectioneren en uit te breiden naar alle lagen van de bevolking. Door die geldstroom kon hij ook de veiligheidsdiensten uitbreiden en alle oppositie de kop in laten drukken. Volgens Tripp is olie voor Irak daarom zowel een vloek als een zegen.
De toekomst van Irak wordt in belangrijke mate in Washington bepaald. „Hier is echter een richtingenstrijd gaande”, aldus Tripp. „Het ministerie van Buitenlandse Zaken wil de status quo bewaren.” Dus behoud van de no-fly-zones in het noorden en zuiden van het land en voortdurende sancties. Daarnaast argumenteren zij dat er geen geschikte opvolger voor Saddam Hussein is en de VS steun bij bondgenoten ontberen voor een militair ingrijpen.
De andere richting binnen de regering pleit voor een invasie en verwijdering van Saddam Hussein. Deze trend wordt vertegenwoordigd door onder anderen de top van het Pentagon. Zij zien in hem een daadwerkelijke bedreiging, zeker na 11 september. Een mogelijke betrokkenheid van Saddam Hussein bij deze actie houdt Tripp trouwens voor uitgesloten.
President Bush moet uit deze twee opties kiezen. Van belang in de besluitvorming kan zijn dat een invasie niet voor begin 2003 kan plaatsvinden. „Kort daarna moet Bush al weer gaan denken aan zijn herverkiezing. En die strijd ingaan met een oorlog in Irak is zeker geen voordeel”, aldus Tripp.
Mogelijk wordt daarom toch in Washington gegokt op een interne machtwisseling. Een nieuwe, autoritaire machthebber uit het leger kan rekenen op de steun van Washington, zeker als hij de mensenrechten minder schendt en welwillende gebaren maakt door bijvoorbeeld weer wapeninspecteurs binnen te laten. Zolang de stabiliteit maar bewaard blijft. Democratie is volgens hem zeker geen voorwaarde. Punten die ook zwaar wegen bij de landen in de regio.
Dr. Tripp ziet onder de nieuwe machthebber(s) een scenario waarin vooral aandacht wordt besteed aan de opbouw van het land. Alles zal moeten wijken om de infrastructuur, onderwijs, landbouw, gezondheidszorg etcetera weer op poten te krijgen. Hiervoor zouden mogelijk beloofde politieke vrijheden in de koelkast moeten. Tripp acht het niet uitgesloten dat zo’n beleid ook onder de gewone Irakezen op bijval kan rekenen.
Wat er ook gebeurt, een invasie door de VS of een staatsgreep, in beide gevallen zal het uiteindelijke resultaat weinig van elkaar verschillen. Daarbij heeft hij het bange voorgevoel dat hoe dan ook de veiligheidsdiensten een belangrijke rol zullen blijven spelen om de sociale rust te bewaren en dat opnieuw vanuit het machtscentrum door een kleine groep de olierijkdom zal worden verdeeld.