„De kerkdeuren moeten meer open”
„De deuren moeten open. We moeten ons persoonlijk en kerkelijk niet afsluiten. Het is te hopen dat we over kerkmuren heen de broeders en zusters de liefdehand kunnen reiken, want we zijn broeders van hetzelfde huis.”
Ds. L. Schaafsma, zendingspredikant in Malawi, wond er zaterdag tijdens een zendingsmiddag in de christelijke gereformeerde kerk aan het Duinrustplein in Katwijk geen doekjes om; hij zag graag dat er meer openheid tussen kerken in de reformatorische gezindte komt. Naar aanleiding van de geschiedenis van de bange discipelen en de gesloten deur in Johannes 20, pleitte hij ervoor de deuren niet dicht te laten.
Dat dicht laten zag hij in de eerste plaats op het persoonlijke vlak: als mensen geen geestelijke gesprekken durven te voeren. „We sluiten vaak de deur naar andere christenen, maar dan sluiten we onszelf op. Waar is de gemeenschap met elkaar en met de Heere Jezus Christus?”
Vervolgens pleitte hij ervoor om de deuren naar andere reformatorische kerken open te zetten. „Sluiten wij vaak de deur niet voor andere kerken waarvan we een verkeerd beeld hebben? We denken dan dat wij het bij het rechte eind hebben, maar is dat zo? De Heere Jezus spreekt over één kudde en één herder. We zijn broeders van hetzelfde huis. Als dat in ons leven blijkt, dan gaat de wereld zeggen: „Ze vechten niet meer tegen elkaar, ze hebben elkaar lief.” Dan gaat er weer iets van de kerk uit.”
Ds. Schaafsma meende dat het zoeken van het isolement voortkomt uit angst. „We hoeven echter niet bang te zijn. In het Woord staat: Vreest niet.”
Hij gaf een voorbeeld uit zijn jeugd, toen mensen uit allerlei kerken bij elkaar kwamen. „Ze hadden met elkaar gemeen dat ze de Heere vreesden. Ze verschilden op bijkomstige punten, maar ze sloten de deur niet.”
Hij noemde ook de openheid wat betreft contacten in het Afrikaanse land Malawi, waar hij werkt. „In bijzaken hebben we verschil van inzicht, maar in de hoofdzaken is er eenheid. Daar zouden we in Nederland meer van moeten hebben.”
De bijeenkomst werd geopend door de plaatselijke christelijke gereformeerde predikant, ds. K. Hoefnagel. Zijn toespraak ging over de bezetene in het land der Gadarenen (Markus 5:1-20). Hij merkte drie verzoeken op in deze geschiedenis. Het eerste was het verzoek van de duivelen om in de zwijnen te gaan, het tweede kwam van de mensen van Gadara, die vroegen of de Heere Jezus weg wilde gaan. Ten slotte vroeg de genezen man aan de Heere Jezus om mee te mogen gaan. Die wees alleen het laatste verzoek af, maar toen „stak Hij in liefde Zijn hand uit tot een volk dat Hem wegstuurde.”
De predikant wees op het verschil in aanpak van de duivel en de Heere Jezus. „De Heere Jezus vertrekt als de mensen Hem daarom vragen. Hij dringt zich niet op aan de mensen, maar als er een verlegen hart is dat gebukt gaat onder schuld en zonde, komt Hij. Hij is gewillig om te zaligen. De duivel dringt zich aan ons op en wil ons meesleuren naar het verderf.”
Ds. W. van Vlastuin, hersteld hervormd predikant te Katwijk, hield een meditatie over Romeinen 11:12, waar gesproken wordt over de val en de volheid van Israël. Die volheid duidde hij als de erkenning van de gekruisigde Zaligmaker door een groot deel van het volk. Hij noemde enkele oudvaders die zich hierover hadden uitgelaten. Zowel Jonathan Edwards als Samuel Rutherford geloofde dat de belofte van de volheid van Israël eenmaal in vervulling zou gaan. Thomas Boston had opgeroepen tot gebed voor de bekering van het joodse volk. Toen in de gemeente van Robert Murray McCheyne werd gebeden voor het herstel van Israël en de prediker zelf een zendingsreis door Israël maakte, kwam er een opwekking, aldus ds. Van Vlastuin.
De predikant riep de aanwezigen ertoe op te bidden voor de bekering van Israël, die grote gevolgen zal hebben. „Als de volheid van Israël komt, zal dat tot geestelijke zegen zijn voor de heidenen. God doet boven bidden en denken.”