Buitenland

Vrede in Atjeh heeft na dertig jaar kans van slagen

Bijna dertig jaar duurt de burgeroorlog in de Indonesische provincie Atjeh. Het aantal doden als gevolg daarvan wordt geschat op 12.000. In de Finse hoofdstad Helsinki werd maandag een vredesverdrag getekend tussen de rebellenbeweging GAM en de Indonesische overheid. Zal het standhouden of voortijdig mislukken, net als in 1998 en in 2002?

16 August 2005 08:06Gewijzigd op 14 November 2020 02:51Leestijd 6 minuten

Dr. Gerry van Klinken, een uit Australië afkomstige Indonesië-kenner die momenteel als onderzoeker is verbonden aan het KITLV in Leiden, heeft het akkoord inmiddels zorgvuldig gelezen en noemt het een stap in de goede richting. „Het is natuurlijk niet de eerste keer dat er onderhandeld wordt en er iets van een vredesverdrag totstandkomt, maar dit keer is er ook een politieke oplossing gevonden. Vorige pogingen gingen enkel over hoe het vechten zou moeten stoppen, dit akkoord gaat ook over de politieke toekomst van Atjeh en dat maakt verschil.”

Ook Liem Soei Liong is positief. Liem is een Indonesische mensenrechtenactivist uit Amsterdam en verbonden aan de Britse organisatie voor Indonesische mensenrechten Tapol. Vorige week kwam hij terug van een bezoek aan Atjeh. „De GAM (de militante Atjeese vrijheidsbeweging) heeft zijn onafhankelijkheidsideaal laten schieten en daarvoor heeft het een politiek pakket van Jakarta gekregen dat behoorlijk ver gaat wat betreft zelfbestuur.”

Dat de GAM bereid was zo diep te buigen mag opmerkelijk heten. Zijn daar verklaringen voor? Van Klinken stelt dat de beweging de laatste twee jaren „toch wel harde klappen” heeft gekregen van het Indonesische leger (TNI).

Ook de tsunami had een positief effect. „Niet zozeer dat de GAM zelf daardoor is verzwakt -de strijders zaten in de heuvels- maar wel vanwege de internationale belangstelling voor Atjeh daarna. De EU, Asean, de VS en tal van internationale organisaties zijn via de hulpverlening bij het conflict in Atjeh betrokken geraakt, en dat is iets waartegen de Indonesische overheid zich altijd faliekant heeft verweerd: geen internationale bemoeienis! De GAM heeft er juist steeds op gehamerd dat dat wel zou gebeuren - dit keer met succes.”

In het meest recente bulletin van Tapol staat het zo: „De meerderheid van de Indonesische politici beschouwen Atjeh als een binnenlandse kwestie en zij zien elke vorm van internationalisering als uitermate gevaarlijk.” De kwestie Oost-Timor wordt dan vaak als waarschuwend voorbeeld genomen: zodra die zaak internationaal werd, stevende Oost-Timor onvermijdelijk af op onafhankelijkheid van Indonesië.

Hoezeer Jakarta op dit punt in Helsinki in het stof heeft moeten bijten, blijkt wel uit de rol die de internationale gemeenschap in Atjeh krijgt. Van Klinken: „Komt er een geschil tussen de GAM en de TNI, dan zijn de buitenlandse waarnemers scheidsrechter, zo staat in het verdrag. In het verleden was er geen of nauwelijks arbitrage van buitenaf en daardoor werden afspraken niet nagekomen. Nu hebben beide kanten aanvaard dat bij een conflict buitenlandse arbitrage de doorslag geeft.”

Ook minder hoogdravende motieven droegen bij tot het Finse succes. „GAM-strijders worden in feite afgekocht”, zegt Van Klinken. „Ze krijgen in ruil voor het inleveren van hun wapens geld, land en zelfs baantjes. Er zijn grootschalige plannen om voor oud-strijders een heel gebied beschikbaar te stellen voor oliepalmplantages.”

Liem ziet in dat laatste vooral de hand van vice-president en zakenman Jusuf Kalla, die aan Indonesische zijde voor het overleg hoofdverantwoordelijke was. „Het verdrag leest als een ”businessdeal”. ”Huizen voor geweren”, was een van Kalla’s slogans en er gingen vergaande aanbiedingen over tafel, zoals dat Atjeh straks 70 procent van de economische inkomsten mag houden; 30 procent gaat naar Jakarta. Dat is nogal wat.”

Wat volgens Liem ook heeft bijgedragen aan het succes was dat het onderhandelingsteam voornamelijk uit niet-Javanen bestond: Makassaren -zoals Kalla zelf- en Atjeeërs. „Dat heeft zeker meegeholpen. Het waren mensen uit de buitengewesten die onderhandelden met de Atjeeërs.”

Een heel belangrijke concessie van Jakarta was volgens Van Klinken het toestaan van lokale politieke partijen. „Het partijsysteem in Indonesië laat niet toe dat je een partij kan opbouwen die enkel een machtsbasis heeft in één gebied. Je moet in minstens 50 procent van de provincies een hoofdkantoor hebben - bedoeld om de nationale eenheid en integratie te bevorderen. Maar voor Atjeh heeft men nu een uitzondering gemaakt en daar wordt nu over gesproken in de komende achttien maanden - er was vooral in het Indonesische parlement nogal wat weerzin tegen. Dat heeft uiteindelijk wel ingestemd, maar het debat is nog niet afgerond.”

Liem snapt wel waarom. „Als het politieke model werkelijk wordt gerealiseerd, kan Atjeh erg interessant worden voor andere delen van Indonesië.”

Het zal niet verbazen dat verzet tegen het overleg mede om die reden vooral van Javanen kwam. Liem: „De felste kritiek op de onderhandelingen kwam van leden van politieke partijen met in meerderheid een Javaanse achterban, de PDI-P (van oud-president Megawati) en de PKB. In hun ogen is onderhandelen met rebellen sowieso buitengewoon vernederend. Wat hen betreft werd er in plaats van gepraat keihard militair opgetreden. En als er dan toch moest worden overlegd, dan in Jakarta en niet ver weg in Finland.”

Nu het verdrag een feit is, resten er nog tal van obstakels op de weg naar realisering van de vrede. Er zijn allerlei praktische moeilijkheden, zegt Van Klinken. „Hoe gaat de GAM zich als politieke partij organiseren? Er staat voor eind dit jaar een aantal verkiezingen gepland -voor het gouverneurschap en lagere bestuursfuncties- maar de vraag is of de Atjeeërs zich zo snel kunnen organiseren om daar nog aan mee te doen.

En: durven ze het? Ze staan immers bekend als lieden die tot voor kort enkel met AK-47’s zaken uitvochten? Zullen ze als totaal onervaren politici kunnen opboksen tegen beter georganiseerde krachten als de politieke partijen uit Jakarta? Veel leden van alternatieve Atjeese organisaties en bewegingen zijn ten tijde van de burgeroorlog uitgeweken naar Jakarta, dus de burgermaatschappij ligt in Atjeh behoorlijk in puin. Om dat allemaal in korte tijd weer op te bouwen zal niet gemakkelijk zijn.”

Liem wijst erop dat binnen de TNI kopstukken als generaal Endriartono Sutarto en generaal Djoko Santoso akkoord zijn gegaan met het vredesverdrag en ook dát mag een wonder heten. Maar het gevaar van obstructie schuilt volgens hem in groepen op lagere niveaus en dat geldt evenzo voor de GAM. „Zowel niet te bedwingen militairen binnen de TNI als criminele elementen binnen de GAM kunnen de zaak behoorlijk verzieken, net zoals ze in 2002 deden, toen het vredesproces ook mislukte omdat een aantal incidenten werden uitgelokt door delen van het leger (die grote materiële belangen hebben bij blijvende aanwezigheid in Atjeh).”

Maar stel dat Atjeh wel een succesverhaal wordt, gaat het zich dan als een radicaal-islamitisch bolwerk manifesteren? Liem gelooft er niets van. „Radicale moslims komen juist allemaal van Java en niet van Sumatra”, zegt hij.

Ook Van Klinken vreest geen radicalisme in die hoek. „Dat is een beeld dat door Jakarta is verspreid en eigenlijk uit de koloniale tijd stamt: Pas op voor de Atjeese fanatiekelingen! Als je er bent merk je een heel andere mentaliteit. Atjeeërs zijn juist erg open. Natuurlijk speelt de islam een grote rol in hun samenleving, maar dat is zeker geen al-Qaida-achtige variant.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer