Dat verzoek is enigszins verrassend omdat de Servische minister Ljajic, die is belast met de samenwerking met het VN–Tribunaal, eerder tegen Servische kranten had gezegd, dat Argentinië Lukic rechtstreeks aan het tribunaal moet uitleveren. Volgens hem heeft het internationale gerechtshof voorrang op de nationale Servische justitie. Lukic was een van de tien laatste voortvluchtige verdachten van het tribunaal.

Nu liggen er twee uitleveringsverzoeken bij de Argentijnse autoriteiten. Dat betekent dat de rechter in Argentinië zich moet buigen over de vraag aan welk verzoek gehoor moet worden gegeven. Daarvoor is volgens de bron bij de Argentijnse justitie zeker zeven maanden nodig en misschien nog wel meer als de zaak ook in hoger beroep moet worden behandeld. Lukic heeft er dinsdag mee ingestemd dat het Zuid–Amerikaanse land hem aan het Joegoslavie–Tribunaal in Den Haag uitlevert, liet zijn advocaat weten.

Lukic is in juli in Belgrado reeds bij verstek veroordeeld tot twintig jaar cel wegens moord, marteling en ontvoering van zestien Servische moslims die in 1992 zijn ontvoerd bij Sjeverin, een Servische stad vlak bij de grens met Bosnië.

Het VN–tribunaal heeft Lukic aangeklaagd wegens oorlogsmisdrijven in de Oost–Bosnische stad Visegrad. Zo zou hij samen met zijn neef Sredoje Lukic betrokken zijn geweest bij het levend verbranden van ongeveer 135 Bosnische moslims in juni 1992. Mannen, vrouwen, kinderen en bejaarden werden toen opgesloten in twee huizen, die vervolgens in brand werden gestoken.

Volgens de aanklacht, die het Joegoslavië–Tribunaal in 2000 bekendmaakte, schoot Lukic ook vluchtenden dood. In een bijlage bij de aanklacht staan 58 namen van slachtoffers, onder wie een baby van twee dagen en een 75–jarige bejaarde moslim.