Massaal rouwbeklag Israëlische Arabieren
Zeker 20.000 Israëlische Arabieren hebben vrijdag de begrafenis bijgewoond van de vier mensen die donderdag werden doodgeschoten in een bus in het Noord-Israëlische Shfaram.
Leger en politie waren in verhoogde staat van paraatheid. Gevreesd werd voor ongeregeldheden, maar die bleven uit.
Premier Ariel Sharon heeft vrijdag alle Arabische leden van de Knesset, de Israëlische Tweede Kamer, opgebeld om hun zijn droefenis over de schietpartij kenbaar te maken. Hij heeft de families van de doden gecondoleerd en een grondig onderzoek naar het incident aangekondigd.
Sharon, die de aanslag donderdagavond al veroordeelde als „een zondige daad van een bloeddorstige terrorist”, heeft vrijdag verzekeraars opgeroepen het bloedbad te erkennen als een terroristische aanslag. Nabestaanden en gewonden kunnen in dat geval aanspraak maken op geld dat bestemd is voor slachtoffers van terrorisme, aldus het dagblad Ha’aretz.
De pleger van de moorden was een 19-jarige kolonist die een maand geleden deserteerde uit het Israëlische leger. Hij werd direct na het incident door een woedende menigte gelyncht. Volgens Israëlische media was de man lid van de verboden joods-extremistische beweging Kach.
Minister van Defensie Shaul Mofaz sloot vrijdag uit dat de dader een militaire begrafenis krijgt. Ook mag hij noch in zijn geboorteplaats Rishon LeTzion noch in de zijn huidige woonplaats Tapuah worden begraven.
Tapuah staat bekend als een van de meest extremistische kolonies op de Westelijke Jordaanoever. Er wonen veel volgelingen van de radicale, in de Verenigde Staten geboren rabbijn Mair Kahane, die voorstander was van de deportatie van alle Arabieren uit Israël en de bezette gebieden. Kahane werd in 1990 in New York vermoord.
Aanleiding van de bloedige schietpartij van donderdag was vermoedelijk een ruzie over de op handen zijnde ontruiming van alle joodse nederzettingen in de Gazastrook. Drie vrienden van de dader zijn inmiddels opgepakt. De jongens, tussen de 15 en 17 jaar oud, waren mogelijk op de hoogte van diens plannen om Arabieren aan te vallen.
De vier slachtoffers waren de 56-jarige buschauffeur en drie passagiers, onder wie twee zussen van 21 en 23 jaar. Twaalf mensen raakten gewond. Ook vijf veiligheidsagenten die de dader probeerden te beschermen tegen de woedende menigte Arabieren die hem uiteindelijk doodde, liepen verwondingen op.
De schietpartij is het eerste dodelijk incident dat direct in verband wordt gebracht met de Israëlische terugtrekking uit de Gazastrook. De vrees van de autoriteiten dat die door geweld zal worden ontregeld, is door het bloedbad verder toegenomen. Leger en politie stuurden vrijdag in allerijl versterkingen naar het noorden van Israël om eventueel geweld de kop in te drukken.
Vergeleken met Arabieren in omringende landen hebben Israëlische Arabieren een goede economische positie en politieke vrijheid. Maar in het verzuilde Israël vormen ze een achtergestelde minderheid en is de kloof met joodse landgenoten diep.
Beide gemeenschappen leven, zo blijkt uit gegevens van het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken, grotendeels langs elkaar heen: „Israël is geen smeltkroes van culturen, maar eerder een mozaïek van verscheidene bevolkingsgroepen.” Arabieren wonen in Arabische steden, gaan naar Arabische scholen, lezen Arabische kranten en kunnen voor persoonlijke geschillen terecht bij onafhankelijke rechtbanken van hun eigen islamitische, christelijke of druzenzuil.
De circa 1,2 miljoen Arabieren maken een aanzienlijk deel (bijna 20 procent) uit van de bevolking van Israël, waarin 6,3 miljoen mensen wonen. Het zijn afstammelingen van families die al eeuwen op het grondgebied van de huidige joodse staat wonen.
Ongeveer 80 procent is moslim, van wie een klein deel als nomadische herder met zijn schapen door de zuidelijke Negev-woestijn trekt. In noordelijke steden als Nazareth wonen veel Arabische christenen (circa 10 procent). De andere 10 procent is lid van de Druzische gemeenschap. Ook dit volk, een aparte stroming binnen de islam, woont voornamelijk in eigen steden en dorpen in het noorden van Israël.
Op papier zijn Arabische en joodse burgers gelijk. Het Arabisch is de tweede officiële taal van het land en Arabieren zijn vertegenwoordigd tot in het parlement, de regering en het hooggerechtshof toe. Enkele jaren geleden werd voor het eerst een Arabische schone Miss Israël. Wettelijk is er maar één in het oog springend verschil: Arabische Israëliërs zijn vrijgesteld van dienstplicht, zodat ze niet hun wapens hoeven op te nemen tegen broedervolken over de grens.
In de praktijk zijn de verschillen tussen joodse en Arabische gemeenschappen echter groot. Gemiddeld hebben Arabieren een lager inkomen, zijn ze lager opgeleid dan de joden en wonen ze in afgelegen dorpen en steden, waar maar weinig werk te vinden is. Veel Arabische mannen hebben werk als vrachtwagenchauffeur of bouwvakker.
Het wantrouwen tussen beide bevolkingsgroepen is door de hernieuwde Palestijnse opstand in 2000 verder toegenomen. In de begindagen van de tweede intifada smoorde het Israëlische leger protesten van Arabieren in bloed: dertien personen kwamen om het leven.
Een door de regering ingestelde onderzoekscommissie oordeelde drie jaar later vernietigend over het optreden van de Israëlische overheid. Die heeft jarenlang een „bevooroordeeld” beleid gevoerd en de Arabische bevolking „veronachtzaamd”.
Sommige joden zijn bang dat de Arabieren, die veel grotere gezinnen hebben, in Israël uiteindelijk de meerderheid gaan vormen. Uit een peiling van de universiteit van Haifa vorig jaar bleek dat bijna tweederde van de ondervraagde joden wil dat de regering de emigratie van Arabieren uit het land stimuleert.
„De joden zien ons meer en meer als een verlengstuk van de vijand die binnen hun land leeft”, vertelde de Arabier Mohammad Darawashe van het Joods-Arabische Centrum voor Vrede in de Amerikaanse krant The Wall Street Journal. „We worden gezien als onderdeel van de meerderheid in de regio en niet langer als een nationale minderheid”.
De Israëlische onderminister van Onderwijs, rabbijn Michael Melchior, erkende in mei tegen de BBC dat er meer geld naar Arabische Israëliërs moet gaan. „Het wordt nu algemeen aanvaard dat er positieve discriminatie moet zijn om de fouten uit het verleden te herstellen”.