„Hup, doe je handen samen”
Corvee. Een groepje jongens rent met teilen water over het kampeerterrein van camping Het Bosland, even buiten het Gelderse Zelhem. Aan een wasrek hangen theedoeken te drogen. Stichting Gave, die kerkelijk werk onder vluchtelingen doet, geeft dit jaar voor het eerst kinderen uit moslimgezinnen een plaats in een christelijk zomerkamp. „Is Allah de Zoon van God?”
Stichting Gave coördineerde al langer zomerkampen voor stichting YOY, organisator van kinderkampen voor asielzoekers met een christelijke achtergrond. Dit jaar werkt Gave voor het eerst samen met Wegwijzer, een stichting die eveneens kampen organiseert. Voor deze kampen komen ook moslims in aanmerking.
Ongeveer 10 van de 37 aanwezige kinderen die in de groene tenten op het kampeerterrein slapen, hebben een kerkelijke achtergrond. De overigen zijn onkerkelijk of moslim. „In het eerste bijbelverhaal dat we vertelden, hebben we niet zozeer de nadruk gelegd op de Heere Jezus, maar op de Heere God”, vertelt Bas Hofman, hoofd van het Wegwijzerkamp. „Maar de moslimkinderen pakken die verhalen zo goed op dat we tijdens de vertellingen weinig rekening hoeven te houden met hun islamitische achtergrond.”
Omdat deze kinderen bidden met de ogen dicht als beangstigend of bedreigend kunnen ervaren, mogen ze hun ogen openhouden. „We zeggen wel: „Hup, doe je handen samen.” Toen we merkten dat ze gingen dollen, vroegen we of ze tijdens het bidden naar beneden wilden kijken. Meezingen hoeft niet, naar de beamer kijken wel. Dan zie je dat ze vanzelf gaan zingen.” Het komt ook voor dat de onkerkelijke of randkerkelijke kinderen meer uitleg nodig hebben dan de moslimkinderen. Hofman: „Het bekende ”Allah is groot” is een basis waarop je verder kunt praten met moslims.”
Een voorwaarde voor de islamitische kinderen om aan het kamp deel te nemen is dat hun ouders de doelstelling van de Wegwijzerkampen respecteren. Dat is kinderen bekendmaken met het Evangelie, iedere dag van de week. Hofman: „Er ging een jongen mee die zei: „Mij bekeren ze niet.” Maar aan het einde van de week zagen we hoe de Heere in zijn hart werkte toen hij in zijn nieuwe Bijbel zat te bladeren. Gods Geest werkt juist in de harten van kinderen die nog niet in de puberteit zitten. Sommige leidinggevenden kwamen hier vroeger als kind.”
Zondagavond vertrouwde een moslimkind Hofman in de tent toe dat hij de kerkdienst „het leukste van de hele dag” vond. Tijdens deze dienst, in de christelijke gereformeerde kerk in Aalten, mochten de kinderen vragen stellen. „Is Allah de Zoon van God?” Hofman: „De voorganger, een student, wees op de Heere Jezus als enige Zoon van God.”
Tijdens het eten worden er andere vragen gesteld. Met een plakje worst tussen duim en wijsvinger: „Van het varken, of niet?”
Oorlogsgebieden
Om zo veel mogelijk onkerkelijke kinderen mee op kamp te krijgen, is de prijs laag gehouden. Deze kinderen worden veelal aangemeld door godsdienstonderwijzers op openbare en algemeen christelijke scholen en via het clubwerk in kerkelijke gemeenten in de wijde omtrek van Rotterdam. „Het lijkt wel of er wat minder behoefte aan het Evangelie is”, constateert Hofman echter. „Het aantal ouders dat zelf christelijk opgevoed is en de kinderen op deze manier nog iets wil meegeven, wordt kleiner.”
Dat ouders hun kind toch op zomerkamp laten gaan, is volgens Hofman omdat ze hun kinderen een leuke week gunnen. Het Evangelie nemen ze op de koop toen. Voor alle kinderen geldt dat ze in een groep moeten kunnen functioneren en dat ze Nederlands spreken.
Onder de deelnemers bevinden zich drie jongens die met hun oom in een asielzoekerscentrum wonen. Het is de vraag of de rest van hun familie nog leeft. Een ander heeft alleen een vader. Zijn moeder en broertjes leven „zeer waarschijnlijk” niet meer.
Hofman: „In de azc’s wordt gedronken, ruziegemaakt. De kinderen komen uit oorlogsgebieden en hebben daar meegemaakt hoe mensen voor hun ogen werden afgeslacht. Ze zijn gehard door het leven.” De teams proberen hier volgens hem zo veel mogelijk rekening mee te houden. Aan het zomerkamp nemen ook kinderen deel van wie de ouders in de gevangenis zitten.
Schat
Elsbeth Gijsbertsen van Stichting Gave is coördinatrice van de zomerkampen. „Tijdens een gesprek met de kinderen uit mijn tent legde ik uit wie er in de hemel komen. Mensen die in de Heere Jezus geloven en Hem alles vertellen: hun moeilijke dingen en hun zonden. Toen vroeg een rooms-katholiek kind: „Maar mensen die in Allah geloven, geloven niet in Jezus?” Dat was een kernvraag.”
„Vertel eens, Mohammed”, zegt Gijsbertsen tegen een van de kinderen die rondom haar samentroepen, „wat heb je deze week allemaal geleerd?”
„Dat God altijd bij je is”, zegt Mohammed, petje op zijn hoofd. „En dat Jezus voor de mensen is gestorven.” Wel een mooi verhaal, vindt hij, maar niets nieuws, want Jezus komt ook in de koran voor. „Maar staat er ook in dat Hij is gestorven?” prikt Gijsbertsen. Mohammed antwoordt bevestigend. „Als ik een bijbelverhaal van de kinderclub aan mijn moeder vertel, maakt zij het af.” Gijsbertsen proeft bij de moslimkinderen voorzichtigheid tijdens het bidden. Maar moslims bidden toch ook? De kampcoördinatrice: „Ze zijn het niet gewend om heel persoonlijk met Jezus te praten.”
Het bijbeluur wordt gezamenlijk gehouden in een boerenschuur. Het houten front van een piratenschip vormt het decor. Een zeerover staat op de uitkijk. Op een verhoging staat een houten schatkist met gouden munten en kettingen.
Enkele teamleden vragen aan hun publiek de betekenis van de tekst: „Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde, mot en roest vreten ze weg, en dieven breken in om ze te stelen.” „Als je sterft, heb je er eigenlijk niets meer aan”, zegt een meisje in een van de acht rijen voor het podium. Wat of wie is dan de echte schat? „Jezus”, antwoordt een ander. Een teamlid: „Als je Hem kent, mag je voor eeuwig leven.”