Uribe bereid met FARC te praten over uitwisselen gevangenen
De Colombiaanse president Alvaro Uribe is bereid met de rebellenbeweging FARC te praten over een gevangenenruil. Hij heeft zijn vredesgezant toestemming gegeven de rebellen te ontmoeten op een door hen aan te wijzen plaats. Dat heeft de vredesgezant, Luis Carlos Restrepo, dinsdagavond gezegd.
De FARC heeft tientallen gijzelaars in handen, onder wie de voormalige presidentskandidate Ingrid Betancourt, en zegt hen alleen te laten gaan als honderden rebellen uit de gevangenis worden vrijgelaten.
Uribe kwam tot zijn besluit na een ontmoeting met de moeder van Betancourt. Zij en de familieleden van andere gijzelaars dringen al sinds Uribe’s aantreden, drie jaar geleden, aan op een deal met de FARC. Er zijn enkele pogingen gedaan om met de rebellen in contact te treden, maar die mislukten onder andere omdat de rebellen wilden onderhandelen in het zuidelijke oerwoudgebied waar zij hun bases hebben, terwijl Uribe erop stond dat een ontmoeting in Bogota zou plaatsvinden. Restrepo zei dat het nu aan de rebellen wordt overgelaten om plaats, datum en tijdstip van een ontmoeting te bepalen.
De FARC heeft nog niet gereageerd. In februari stelden zij een voorwaarde die een gevangenenruil zo goed als uitsluit. Zij eisten dat Ricardo Palmera, een rebellenleider die vorig jaar aan de Verenigde Staten is uitgeleverd op beschuldiging van drugshandel, bij een ruil zou zijn inbegrepen. Zo niet, dan kunnen de families van de gijzelaars lang wachten, zo werd gezegd. Hoewel zich onder de gijzelaars van de FARC ook drie Amerikaanse aannemers bevinden, is het niet aannemelijk dat de VS Palmera zullen laten gaan.
Het Colombiaanse leger voert op dit moment een offensief tegen de FARC uit in het zuiden van het land. Dinsdag werd bekendgemaakt dat een troepenmacht van ruim duizend soldaten met steun van gevechtsvliegtuigen drie kampen van de FARC heeft vernietigd en zo’n tweeduizend stuks raketten, granaten en vuurwapens in beslag genomen. De rebellen antwoordden met sabotagedaden. Ze staken drie oliebronnen in brand en bliezen een pijpleiding op in Putumayo. Aangenomen wordt dat veel guerrillastrijders de grens met Ecuador zijn overgestoken om aan het offensief te ontvluchten, hun wonden te laten verzorgen en zich te bevoorraden.