Binnenland

Pythagoras in het poppenhuis

Wat is een goed examen? Een examen dat in elk geval niet zo moeilijk begint dat leerlingen bij de eerste vraag direct al diep in de put zitten. Het wiskunde-examen dat de vwo’ers vrijdagmiddag voorgelegd kregen, voldeed ruimschoots aan die voorwaarde, zegt docent R. H. Veerbeek op het Veenendaalse Ichthuscollege na afloop.

L. Vogelaar
24 May 2002 22:15Gewijzigd op 13 November 2020 23:35

„Het had een heerlijk begin. Al was de laatste opgave een pittige uitsmijter, het geheel was goed te doen. Dat kun je ook wel zien aan de gezichten van de leerlingen. Het gebeurt zelden dat ze na een wiskunde-examen zo blij de zaal uitkomen.”

De eerste opgave, over de isoafstandslijn tussen twee stippellijnen die loodrecht op twee kustvakken staan, was volgens Veerbeek „heel standaard.” Bij een van de vragen kwam de grafische rekenmachine goed van pas die dit jaar voor het eerst mocht worden gebruikt.

Nieuw was ook het formuleboekje dat bij de opgaven was gevoegd. Daar is Veerbeek minder over te spreken. „Door gegevens uit dat boekje over te nemen, konden de leerlingen zo 10 van de 86 punten verdienen. Eigenlijk is dat te eenvoudig.” Pittig was de laatste opgave, vindt de docent. „Leerlingen vinden het leveren van meetkundige bewijzen meestal lastig.”

Vwo, vbo en mavo hadden vrijdag met elkaar gemeen dat ze ’s morgens Duits en ’s middags wiskunde hadden. Havo’ers kregen vragen over aardrijkskunde en scheikunde voorgelegd.

Niet alleen de vwo’ers, maar ook een deel van de mavo-klanten toont zich positief over het wiskunde-examen. „Ik had het veel ingewikkelder verwacht”, zegt Suzanne Diepeveen. Jorieke Valkenburg is minder vrolijk gestemd. „Het was echt heel erg moeilijk.”

Twee andere dames spreken elkaar luidkeels moed in. „Je gáát het halen. Je gáát het halen.” Een andere jongedame is daar minder van overtuigd. Buiten de zaal valt ze haar vriend met tranen in de ogen om de hals, niet in staat iets te zeggen.

Zowel op C- als op D-niveau had het wiskunde-examen voor mavo’ers pittige onderdelen, zegt leraar W. A. Lammers. „De D-leerlingen hadden het iets gemakkelijker dan de C-mensen. De eerste twee opgaven waren in elk geval niet moeilijk, maar de vraag over het poppenhuis was lastiger. Ze moesten de stelling van Pythagoras toepassen en ook maar net op het idee komen dat ze de tangens moesten gebruiken. De maten onder de tekening zullen een deel van de leerlingen op het verkeerde spoor hebben gezet. Best moeilijk was ook de opgave over het Deense vakantiepark Kolding Byferie.”

Buiten is het druilerig, de gemoedsstemming van sommige leerlingen binnen ook. Een jongen komt naar buiten met een gebrul waar een leeuw uit Artis jaloers op zou zijn. Een meisje parkeert zich voor de uitgang van de zaal. „Ik houd m’n schouder alvast klaar voor m’n vriendin. Die wil vast uithuilen.” Een van de leerlingen heeft een ander probleem. „Ik zat tegen de slaap te vechten. Vannacht was het halftwee toen ik naar bed ging.”

Over het havo-examen aardrijkskunde is een groepje scholieren heel duidelijk. „Je had het net zo goed niet kunnen leren. De antwoorden kon je zo uit de bronnen halen.” Robert-Jan van Capelleveen („da’s alleen al een krantenregel”) had dat wel verwacht. „Vorig jaar was het ook zo.”

Positief was de dubbelloop met economie. „Goederenstromen van en naar Rotterdam, dat hadden we bij een economietentamen ook al gehad.”

Zo’n acht leerlingen kregen halverwege het examen een andere atlas. „We hadden eerst een verkeerde”, zeggen Gerwin Poort en Max de Joode. „We hadden kaart 184 nodig, maar er stonden er maar 170 in.”

Roselien Achterberg had een ander probleem. „Die stoelen! Die wippen zo en dat geeft een heel irritant geluid. Ik kon me moeilijk concentreren.”

Moeilijk bij het mavo-examen Duits vond Roselien dat de antwoorden soms niet uit de tekst te halen waren. Volgens haar. De vragen over lachen als medicijn waren gemakkelijk, maar teksten over wespensteken en bergbeklimmen konden Eefke Huisman en Jarine Vermeij minder bekoren. Eefke: „Ik weet in het Nederlands al niet te vertellen hoe een wesp in elkaar zit, laat staan in het Duits.”

Vwo-Duits was „goed te doen” (Elbert van der Hoek), maar de open vragen waren „lastig” (Evert-Jan Prins) of zelfs „vreselijk” (Jeanine van Egdom). En dan de onderwerpen! Jeanine: „Elfjes, boze geesten, ik wist echt niet goed waar het over ging. En ook niet wat ze nu eigenlijk wilden.”

Een aantal havo-examinandi is vroeg klaar met scheikunde. „Dat verschilt per klas”, zegt docent A. T. de Wijze. „Van de natuur-en-gezondheidklas bleven de meesten tot het laatst toe zitten, van natuur en techniek waren er toen al veel weg. Meisjes blijven vaak langer zitten. Ze schrijven meer op; raffelen het ook minder af.”

„Ik heb het voor de tweede keer gedaan, maar het was heel anders dan vorig jaar”, zegt Gijs Hardeman. „Het ging wel”, doet Erik Bos voorzichtig. „Maar dat mag ook wel een keer, want ik heb er gisteren zes uur op geleerd, eergisteren zes uur en vorige week ook zes uur.”

Het examen bevatte veel tekst, vond Gijs. Docent De Wijze beaamt dat. „Bij sommige vragen had die tekst ook best duidelijker gemogen. Ik verwacht dat vrij veel leerlingen hier en daar wat gegevens over het hoofd gezien hebben. Bij het blokdiagram over de cycloon konden twee stoffen worden genoemd, maar er stond maar één pijl. Dan moet een leerling maar raden welke van de twee hij moet noemen. Ook bij een andere vraag was onduidelijk welk antwoord er precies werd verwacht.”

De Wijze heeft geturfd. „Het grootste deel van de vragen was van een normaal niveau, tien waren er wat eenvoudiger dan gemiddeld, zes wat pittiger.” Rekenvragen waren er maar vier „en die waren nog identiek ook; dat viel me wat tegen. Het lijkt me ook jammer dat er voor 35 vragen maar 81 punten kunnen worden weggegeven. Daarmee verlies je gemakkelijk punten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer