Van Geene, die zichzelf de profeet Elia noemt, werd beschuldigd van dood door schuld, oplichting en smaad.

Het eerste feit betreft de zaak-Van de Berg. Deze vrouw was lid van het genootschap en kreeg borstkanker. Van Geene zou haar verboden hebben zich te laten behandelen, omdat ze als „bruid van Christus” gaaf moest zijn. Nadat de vrouw het genootschap de rug toekeerde, liet zij zich alsnog opereren. In juli 2004 overleed ze.

De rechtbank acht niet bewezen dat Van Geene haar heeft gedwongen af te zien van medische behandeling. Bovendien constateert de rechtbank dat in het strafdossier een medische verklaring over de doodsoorzaak van Van de Berg ontbreekt.

Het tweede feit, oplichting, betreft de zaak-Pietersen. Deze man verkocht zijn woning en bloemenzaak en schonk de opbrengst, ruim 300.000 euro, aan het genootschap. Naar eigen zeggen deed hij dat onder dwang van Van Geene. De rechtbank acht dit feit ook niet bewezen. Pietersen is gewaarschuwd door zijn boekhouder, maar was vast van plan het geld aan Efraïm te schenken. Hij wist wat hij deed. Van Geene kan dus geen oplichting verweten worden, aldus de rechtbank.

Het derde feit heeft betrekking op smadelijke uitlatingen van Van Geene op de website van het Efraïm Genootschap. Dit feit acht de rechtbank wel bewezen. Zij typeert de uitlatingen als „enorm beledigend” en noemt Van Geene een man die „autoritair en dwingend” optreedt. Vanwege smaad krijgt de Efraïm-leider drie maanden voorwaardelijke celstraf, met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van 4000 euro opgelegd. Als hij de boete weigert te betalen, moet hij tachtig dagen de cel in.

Van Geene moet vanwege de belediging ook een schadevergoeding betalen aan twee familieleden van Efraïm-leden. Het betreft Cor Wursten uit IJsselmuiden, die zijn vrouw en dochter aan het genootschap kwijtraakte, en Jippe van der Meer, wiens ouders bij het genootschap behoren. Van Geene moet hun elk 750 euro betalen.

Tegen de Efraïm-leider was twaalf maanden celstraf geëist, waarvan de helft voorwaardelijk.