Geen bewijs voor mededaders
Aanwijzingen dat anderen betrokken zijn geweest bij de moord op Theo van Gogh zijn er wel, maar „hard bewijs zie ik een, twee, drie nog niet".
Dat zei U. Bentinck, voorzitter van de rechtbank in Amsterdam, maandagmiddag tijdens het proces tegen Mohammed B.
Bentinck verwees naar een aantal processtukken waaruit valt op te maken dat een aantal vermoedelijke leden van het terreurnetwerk de Hofstadgroep mogelijk op de hoogte was van de moord op Van Gogh. De rechtbank in Rotterdam heeft inmiddels een aanvang gemaakt met het proces tegen twaalf mannen die worden verdacht van het lidmaatschap van de vermeende terroristische organisatie.
Het openbaar ministerie liet tijdens de laatste pro forma-zitting in die zaak blijken Mohammed B. een leidinggevende rol toe te dichten binnen de Hofstadgroep. Bentinck zei maandag dat B. „op een ander moment berecht" zal worden voor het lidmaatschap van de Hofstadgroep.
Twee vermoedelijke Hofstadleden, Ismail A. en Jason W. , werden op 10 november aangehouden in het Haagse Laakkwartier na een urenlange belegering. Volgens Bentinck zou uit een opgenomen telefoongesprek van 3 november de indruk blijken dat A. bij de moord op Van Gogh aanwezig was. Maar dan vraagt A. wat voor wapen B. bij zich had, waarop een ander vermeend Hofstadgroeplid Zakaria T. antwoordt. Die vraagt vervolgens welke kleur de broek van B. had en daar weet A. het antwoord niet op, hield Bentinck voor.
Jason W. heeft in een afgeluisterd gesprek gezegd dat hij niet wist van de moord, maar dat hij meteen aan Mohammed B. dacht, toen hij ervan hoorde.
Er is één persoon die op 2 november Nederland is ontvlucht en dat is de Syriër, Abu Khaled. Hij wordt door het OM beschouwd als de geestelijk leider van de Hofstadgroep. Op 8 november belde hij vanuit Syrië met een onbekend gebleven persoon en antwoordde op de vraag of hij van de moord wist: „Ja, het vliegtuig is dinsdag vertrokken”. 2 November, de dag waarop Van Gogh werd vermoord, was een dinsdag. In tegenstelling tot een stel andere vermeende Hofstadleden die bij B. over de vloer kwamen voor huiskamerbijeenkomsten over de islam, is de Syriër nog steeds voortvluchtig.
Een andere verdachte in de zaak rond de Hofstadgroep was werkzaam bij een bouwbedrijf dat was gevestigd in de Pythagorasstraat in Amsterdam, de straat waar Van Gogh woonde. Die man zit inmiddels ook vast. De voorzitter van de rechtbank zei dat het weliswaar denkbaar is dat deze persoon B. heeft getipt toen Van Gogh zijn huis verliet, maar dat dat puur speculatief is en dat daar in het dossier geen enkele aanwijzing voor is.
Getuigen hebben verklaard dat zij Mohammed B. op de ochtend van 2 november in gezelschap hebben gezien van twee mannen. „Maar geen van hen heeft iemand anders dan de verdachte daadwerkelijk iets zien doen dat wijst op betrokkenheid bij de moord op Theo van Gogh”, aldus Bentinck.