Binnenland

Halt-bureaus willen meer oog voor preventie

De Halt-bureaus ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit willen in de toekomst extra investeren in hun preventieve taken. Dat zei directeur C. A. P. Weeda van brancheorganisatie Halt Nederland donderdagmiddag tijdens de presentatie van de jaarcijfers over 2004.

Van onze verslaggever
30 June 2005 16:09Gewijzigd op 14 November 2020 02:42

Daaruit blijkt dat het aantal verwijzingen dat de bureaus ten opzichte van 2003 ontvingen in 2004 opnieuw licht is gestegen; van 20.951 naar 21.496. Het aantal afdoeningen daalde licht; van 21.755 naar 20.068.

Evenals in voorgaande jaren slaagde de sector er in 2004 opnieuw niet in te voldoen aan de zogenaamde Kalsbeek-normen, die betrekking hebben op de maximale doorlooptijd van een zaak. Voor de periode tussen het eerste politieverhoor en de start van de werkzaamheden door de jongere geldt bijvoorbeeld een maximale duur van zestig dagen. Waar 80 procent van alle afdoeningen binnen deze termijn moet worden gerealiseerd, bleef in 2004 het percentage steken op 65.

Volgens Weeda is die te lage score voor een deel te wijten aan de politie, omdat die de maximale termijn van vijf dagen tussen het politieverhoor en de inzending van het proces-verbaal regelmatig overschrijdt. „Als wij het proces-verbaal eenmaal binnen hebben, begint bijna 80 procent van alle jongeren binnen 55 dagen aan hun straf.”

Niet alleen wil Halt Nederland de repressieve taken versterken, het wil zich volgens Weeda uitdrukkelijker gaan manifesteren te midden van de overige ketenpartners in het jeugdstrafrecht, zoals de Bureaus Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, het openbaar ministerie en de politie. „We gaan ons uitvoeriger mengen in het debat over hoe jongeren na een delict moeten worden gestraft.”

Nieuw in het jaarverslag van 2004 is dat Halt Nederland de plegers van een Halt-delict registreert naar etniciteit. In het publieke debat speelt de afkomst van Halt-jongeren nu eenmaal een rol, zegt Weeda. Bijna driekwart van de Halt-jongeren is van autochtone komaf, zo blijkt uit de cijfers. Bij jongeren die onder hun twaalfde jaar een Halt-delict plegen, is dit percentage lager; zo’n 64 procent.

Weeda ervaart de cijfers als weinig verrassend. In een aparte Halt-afdoening voor allochtone jongeren ziet hij niets. „Alleen als blijkt dat het percentage allochtone verdachten bij de politie veel hoger ligt, hebben we gespreksstof. Dat zou namelijk kunnen betekenen dat allochtonen voor vergelijkbare delicten verhoudingsgewijs minder snel een werkleerstraf ontvangen. Dat kan niet de bedoeling zijn.”

De reorganisatie van de Halt-sector van komend najaar, die het aantal bureaus moet terugbrengen van 58 tot minder dan 25, ziet Weeda met vertrouwen tegemoet. „Er is voldoende draagvlak. Iedereen is ervan overtuigd dat de sector efficiënter moet worden aangestuurd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer