Brussel wil werken in buitenland stimuleren
Europees commissaris Spidla (sociale zaken) wil dat meer EU–burgers in andere lidstaten gaan werken. In verband daarmee heeft hij 2006 uitgeroepen tot Europees jaar van de internationale arbeidsmobiliteit. Op grond van donderdag door Spidla gepresenteerde cijfers werkt nu slechts 1,5 procent van de Europese burgers in een andere lidstaat. Dat cijfer is al bijna dertig jaar hetzelfde.
In de berekening van Spidla is de komst van werknemers uit de tien nieuwe, hoofdzakelijk Oost–Europese lidstaten naar de oude EU–landen nog niet opgenomen. De meeste EU–landen, waaronder Nederland, hebben overigens ook beperkingen ingevoerd voor de komst van Oost–Europese werknemers. Op termijn is volgens Spidla echter meer uitwisseling van personeel tussen lidstaten nodig.
In vergelijking met de Verenigde Staten loopt Europa ver achter bij het zoeken van werk in andere staten. In de VS is 11 procent van de beroepsbevolking bereid de staatsgrens te passeren voor een andere baan. In Europa is dat slechts 7 procent. Spidla wijt dit aan culturele verschillen, taalproblemen en administratieve barrières tussen lidstaten.
Hij wil daarom de komende jaren werk maken van het opheffen van tal van bureaucratische beperkingen. Ook hoopt hij dit jaar nog een uniforme Europese sociale zekerheidskaart te kunnen presenteren. De plannen daarvoor zijn vorig jaar al bekendgemaakt. Daarnaast dient er volgens de Tsjechische eurocommissaris ook dringend werk te worden gemaakt van de overdraagbaarheid tussen lidstaten van pensioenen en sociale zekerheidsrechten.