„Werkelijkheid van de hel niet negeren”
Preken en seminarspeeches met een lengte van vijf kwartier tot anderhalf uur in snikhete tenten? De van 17 tot 20 mei gehouden Pinksterconferentie 2002 was er mee volgepland. Daarmee tartte de organisatie alle theorieën van communicatiedeskundigen over de opnamecapaciteit van de moderne mens. Directeur Joop Gankema van Opwekking wist zaterdagochtend zeker dat de vele duizenden hoorders zich geen minuut zouden vervelen. Hoofdspreker David Pawson rammelde in ieder geval stevig aan het godsbeeld van veel hedendaagse christenen: „De God van de Bijbel houdt meer van gerechtigheid dan van mensen.”
Pawson sprak over de vreze des Heeren, volgens hem een schaars goed in deze tijd. „Wie de Heer vrezen, zullen Zijn geboden onderhouden. God beloofde zegen voor wie zich er aan hield, vloek voor de ongehoorzamen. De holocaust is daaruit te verklaren.” De theoloog trok de bijbelse lijnen vanaf de zondeval door tot in het Nieuwe Testament. „Het algemene idee is dat de dreigende God van het Oude Testament plaats heeft gemaakt voor de liefhebbende God van het Nieuwe Testament. De God en Vader van Jezus Christus is echter de God van Israël! Hij is niet veranderd.”
„Buiten is geen vrees voor de Heer”, constateerde Pawson. „Waarom niet? Omdat die vrees ook onder christenen een bijna totaal afwezige is. Een aanbiddingsdienst lijkt meer een discofestijn dan wat ook. Het lijkt erop dat we van God de Almachtige een God die het maatje van allen is hebben gemaakt.” In het dagelijks leven zag hij het uitkomen. „Echtscheiding en hertrouwen komen onder christenen evenveel voor als in de wereld. Veel dominees durven niet te prediken wat Jezus daarover zegt.”
Het antwoord op de vraag waarom de vreze des Heeren verdwenen is, luidt volgens Pawson eenvoudig dat christenen het beeld van God hebben veranderd. „Het doet er eigenlijk niet toe of we wel of niet in God geloven; het komt eropaan in wélke God we geloven. We hebben het veel te vaak over de liefde van God gehad. Die was echter geen onderdeel van wat de apostelen predikten. Elke opmerking over Gods liefde is gericht tot de verlosten. Vandaag geloven velen in een God Die altijd vergeeft en nooit straft, Die geneest en nooit zeer doet. Het is echter belangrijker wat God van ons denkt dan wat wij van Hem denken.”
Pawsons ervaring is dat het gemakkelijker was in vanouds rooms-katholieke landen het Evangelie te verkondigen dan in het protestantse deel van Europa. „De gedachte aan de hel is in het Westen weggewerkt. Van Jezus heb ik geleerd over de hel te spreken. Als Hij de waarheid vertelde over Gods liefde, zou Hij dan liegen over de hel? De bekende zin dat Gods liefde onvoorwaardelijk is, is misleidend en onschriftuurlijk. We moeten spreken van heilige liefde.” Kees Goedhart nodigde aansluitend aan zich in de nazorgtent te laten overweldigen door Gods rechtvaardigheid en heiligheid. „In een moment kun je dat niet leren, maar het is wel mogelijk je in beweging te laten zetten.”
Luide lofprijzing -al dan niet tegelijkertijd op het podium uitgebeeld-, cabaretvoorstellingen, een gezamenlijke avondmaalsviering op zondagavond, handenvol workshops, sporten en de in een collecte vertaalde hoop op het noodzakelijke „wonder” om uit de kosten van de conferentie te komen: het is maar een losse greep uit de activiteiten van de voor de 32e keer gehouden vierdaagse conferentie, waar in totaal zo’n 35.000 mensen op af kwamen. Van hen behoort 60 procent tot de zogenaamde traditionele kerken en 40 procent tot evangelische en baptistengemeenten.
Onderdeel van het jeugdprogramma vormden diverse ”heavenly quality”-evenementen. Een van de seminars was die van ds. Dick Langhenkel. Hij sprak over hoe de jongere in de wereld dient te staan. De wereld karakteriseerde de gereformeerde legerpredikant als de wereld zoals die in het aanzijn is geroepen door de Godevijandige mens. „Achter de zichtbare wereld zit de satan, die beslag op ons wil leggen. Dat doet hij door je slaaf te maken van auto’s, maatschappelijke positie, sport enzovoorts.”
Ds. Langhenkel schetste voor jongeren drie manieren om met de wereld om te gaan: eruit vluchten, je erin verankeren of er een compromis mee aangaan. Dat laatste ziet hij als de gevaarlijkste weg: „Geef me een zakboekje met regels hoe je je in de wereld moet gedragen, wordt veel gevraagd. Dat leidt tot wetticisme en eigengerechtigheid. Om erbij te horen moet je dan een bepaald soort doop hebben ondergaan, of op de juiste momenten gaan staan en je handen bewegen.”
De uitweg ziet ds. Langhenkel in Paulus’ woord dat alles geoorloofd is. „Omdat het werelds zou zijn, mocht ik vroeger niet naar de bioscoop. Als christen ben je echter in de vrijheid gesteld om ja en nee te kunnen zeggen. Omdat de wereld je wil verslaven, moet je toetsen wat je doet aan het nut en aan je relatie met Jezus. Dat kan betekenen dat je op zondagochtend lekker in het zwembad duikt. Heb God lief en doe dan wat je wilt, zei Augustinus. Wat je kunt doen of niet, verschilt al naar gelang behoefte en karakter. Gaandeweg de film loop ik er soms uit. Ik neem het nieuwe besluit te stoppen met kijken, omdat het de toets van mijn geloof in Christus niet kan doorstaan.”