Mosselmannen maken maatjes op de Marinus
De mosselkwekers trekken lering uit de teloorgang van de kokkelsector. Ze willen hun product „aaibaar” maken voor de Belgische consument en zich een constructief partner tonen voor de Nederlandse milieubeweging. Het monsteren van de nieuwe oogst bood donderdag een prima gelegenheid om vrienden te maken.
„Dit is het spannendste moment van het jaar.” Mosselkweker Wim Schot (59) kijkt aan boord van de Marinus verwachtingsvol naar de volle netten met mossels. Met een mes snijdt hij een schelp vakkundig open. Na een grondige inspectie sluit Schot zijn ogen. Hij laat het glibberige vlees in zijn mond glijden. „De smaak is voortreffelijk, maar de kleur kan nog beter”, luidt zijn oordeel.
Het begin van het mosselseizoen is moeilijk te voorspellen, maar valt meestal in de maand juli. „Het koude voorjaar vertraagde de groei. Het ziet er nu goed uit, maar het kan nog beter. Niet alle percelen zijn rijp voor de oogst.” De mossel moet voor 20 tot 30 procent uit vlees bestaan. Voor een ruwe schatting van de maat maken de kwekers gebruik van een roestig conservenblikje: meer dan vijftig mogen er niet in kunnen.
De monsters gaan mee naar Yerseke, waar handelaren bepalen of de kwaliteit voldoende is om het seizoen te starten. De vissers uit Yerseke, Bruinisse en Zierikzee halen vervolgens de mossels uit de percelen in de Waddenzee en leveren hun producten af in de bassins van de handelsbedrijven. Tijdens een verwaterperiode spoelt al het zand uit de mossel. Na minimaal een week is de mossel geschikt voor consumptie.
Schot is niet verrast door de huidige kwaliteit. „Ik heb voorkennis”, geeft het bestuurslid van de producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur toe. De kweker heeft zich goed voorbereid. Dat moet ook wel als journalisten met foto- en televisiecamera’s rond de netten staan te dringen.
Vooral de Belgische media zijn sterk vertegenwoordigd op de BRU 8. „Belgen zijn de grootste afnemers van mossels”, legt secretaris Hans van Geesbergen van de productentenorganisatie uit. „Onze buren denken dat wij de prijs manipuleren door bewust minder aan te bieden. Ze weten echter niet dat de mossel een schaars product is. De natuur laat zich nu eenmaal niet sturen. Dat verhaal willen we de Belgen vertellen.”
De mosselmannen vergelijken zich graag met een landbouwer. „We gaan de aardappels van het land halen” staat voor oogsten. Met „we kunnen geen kunstmest gebruiken” willen de kwekers aangeven dat ze de mossels geen extra groeiimpuls kunnen geven. Het probleem van een mestoverschot geldt op zee niet.
Van Geesbergen verwerpt de stelling dat de mosselsector -80 mosselbedrijven met in totaal 220 werknemers- alleen bezig is met een charmeoffensief. „Een van de oorzaken van het verdwijnen van de kokkelsector is dat de sector de bevolking niet achter zich had staan. Er kwamen nauwelijks tegenkrachten vanuit de samenleving. Door te laten zien hoe we mossels kweken, brengen we ons product dichter bij de consument. We maken de mossel aaibaarder.”
De publieke opinie kan de sector van pas komen nu ook de mosselsector onder vuur ligt. De mosselkweek moet gaan voldoen aan de strenge Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Een vergunning wil de sector pas aanvragen als er een zogeheten passende beoordeling is. Voor deze onderbouwing is tijdrovend onderzoek nodig.
Tot die tijd is het van belang dat natuurorganisaties geen juridische procedures aanspannen. Daarom zijn beide partijen met elkaar in gesprek. Van Geesbergen: „We moeten weg uit de rechtszaal. De milieubeweging heeft gezegd dat de mosselkwekers niet van het Wad hoeven. Voor ons is belangrijk dat wij geen schade aan het milieu toebrengen. Samen werken we aan oplossingen.”
De manier waarop Van Geesbergen praat over de milieubeweging is compleet anders dan de houding van de sector in het recente verleden. Zonder moeite gebruikt de secretaris woorden als ”respect” en ”partners”. De aanduiding ”vriend” gaat nog net iets te ver.
De jonge garde gaat ook mee in deze cultuurverandering. Hoewel, de 23-jarige Gert de Keijser uit Bruinisse moet nog wel een beetje wennen. „Jammer dat natuurorganisaties ons nog altijd afschilderen als… Hoe zeg ik dat tactisch?”
De kweker in opleiding ziet brood in de mosselvangst. „Misschien blijft de sector in deze vorm niet bestaan, maar ik ben optimistisch over de toekomst.”