„Toevoeging van nieuwe bevoegdheden zal aantoonbaar een meerwaarde moeten hebben tegen de achtergrond van de bestaande dreiging. Voorzichtigheid is geboden”, betoogde het hoofd van de AIVD, S. van Hulst, donderdag in de jaarlijkse Willem van Oranjelezing in het Prinsenhof in Delft.

Ruimere bevoegdheden moeten wel proportioneel zijn en aan algemeen aanvaarde uitgangspunten met betrekking tot de mensenrechten behoren te voldoen, aldus Van Hulst. Hij zei zich niet te kunnen vinden in de „soms gehoorde wens de AIVD ook executieve bevoegdheden te geven.” Deze bevoegdheden zijn voorbehouden aan opsporingsdiensten, op het terrein van terrorisme de politie en het openbaar ministerie.

Verruiming van bevoegdheden van de politie in het kader van de strijd tegen het terrorisme leidt ertoe dat zij gedeeltelijk op het terrein van de AIVD komt. Van Hulst waarschuwde dat er wel verschil moet blijven tussen het opsporen van strafbare feiten en het inlichtingenwerk van de AIVD. Als de politie te veel het profiel van een inlichtingendienst zou krijgen, zou dat ten koste gaan van de rechtsstaat en de rechtszekerheid van burgers, meent de AIVD-topman.

Van Hulst stond in zijn lezing tevens stil bij het spanningsveld waarin de AIVD is beland als het gaat om het, in zaken van terrorisme, delen van informatie met politie en justitie. Bij het kiezen van het juiste moment daarvoor is sprake van „een nimmer bevredigend op te lossen dilemma”, aldus Van Hulst. In recente zaken heeft de dienst een aantal malen informatie aan justitie moeten verstrekken, om verdachten te kunnen arresteren en vervolgen. Telkens bleek het voor politie en justitie een moeilijke opgave genoeg bewijs voor een terroristische daad aan de rechter te kunnen presenteren als in een vroeg stadium is ingegrepen. Veroordelingen bleven dan ook uit, zoals onlangs in de zaak tegen Samir A.