Vrijwilligers hebben een volle agenda
De vrijwilliger van nu wil wel een tijdje meelopen, maar niet te lang. Hij heeft een volle agenda, volgt zijn persoonlijke interesse en is vooral projectgericht. Dat heeft gevolgen voor het vrijwilligerswerk in de kerk, zegt dr. J. de Hart, onderzoeker van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). „Kerken zijn te veel gericht op de doorsnee vrijwilliger. Bied meer individuele projecten aan.”
De Hart sprak gisteren in Amsterdam op een studiedag over ”De nieuwe vrijwilliger”. De bijeenkomst was georganiseerd door het Bezinningscentrum van de Protestantse Kerk in Nederland en de protestantse dienstencentra Noord-Holland en Utrecht.
Aanleiding voor de studiedag is het rapport ”Landelijk verenigd” van het SCP, dat begin dit jaar verscheen. Uit het onderzoek blijkt dat Nederlanders steeds minder vaak lid zijn van organisaties. Vooral kerken, politieke partijen en vrouwenorganisaties zien de leden weglopen. Winst is er voor natuur- en milieuverenigingen, sportclubs en consumentenorganisaties. Mensen willen zich wel binden, maar hebben geen behoefte aan persoonlijke contacten, zo blijkt uit het onderzoek.
De afname van het aantal vrijwilligers treft vooral ’oude’ organisaties zoals de kerk, zegt De Hart. Verenigingen met donateurs waar leden elkaar niet ontmoeten, groeien echter wel. „De leden steunen hetzelfde doel en krijgen een tijdschrift toegestuurd. Wanneer jongeren lid zijn van de Bugatti-club, is dat vanwege de auto, niet om elkaar te ontmoeten.”
Wat betekent de uitkomst van het rapport voor het kerkelijk vrijwilligerswerk? Drs. Nienke Dijkstra, gemeenteadviseur van het Protestants Dienstencentrum Utrecht, herkent de resultaten van het onderzoek. „Het is in de kerk vaak moeilijk om vacatures te vervullen, vooral die van ouderling. Zeker als het gaat om een langere termijn van vier jaar, is de drempel hoog.”
Vrijwilligers zijn vaak overbelast, is haar ervaring. „Steeds meer taken worden door minder mensen gedaan. Er is verder niemand, dus laat ik het maar doen, is dan de gedachte. Zodra gemeenten werken aan vrijwilligersbeleid, maken ze de taken kleiner en gaan ze op zoek naar meer projectmatige taken.”
Volgens dr. H. de Roest, hoogleraar praktische theologie in Leiden, is de nadruk die kerken leggen op de betrokkenheid van de leden een reactie op de toegenomen individualisering in de samenleving. „Het gevolg is dat mensen bang zijn dat ze vrijwilligerswerk moeten doen als ze naar de kerk gaan”, aldus de hoogleraar. „Ze hebben daarom de neiging zich terug te trekken.”
De vergadercultuur in de kerk weerhoudt mensen ervan vrijwilligerswerk te doen, weet De Roest. „We vergaderen gemiddeld zeventien keer per jaar. Dat is een enorme tijdsinvestering die niet direct effectief is. Mensen willen zich wél inzetten voor gerichte taken, zoals de organisatie van een bijzondere dienst of deelname aan een bouwploeg.”
De Roest vindt het voor de kerk een belangrijk signaal dat mensen geen lid worden van een organisatie om elkaar te ontmoeten. Hoe kan de betrokkenheid van gemeenteleden dan toch worden versterkt? „Een van de instrumenten is het vormen van kleine groepen binnen de kerk. Het zijn plekken om op adem te komen. Mensen kennen elkaar.”
De kerk mag een plek zijn waar mensen elkaar bemoedigen en inspireren, vindt ook Dijkstra. „Mensen die in de kerk komen, zwemmen geen fuik in. Ze kunnen nee zeggen tegen vrijwilligerswerk.”
De vrijwilligersproblemen komen ook in andere organisaties voor, benadrukt De Hart. „Denk niet dat je als kerk bijzonder bent. Wil je een appèl doen op jongeren, dan moet de kerk duidelijk maken dat het heel verrijkend is wat ze doet. We moeten positief blijven. Negativiteit is onchristelijk.”