Nederland, de Europese Unie en de Verenigde Staten hebben er woensdag bij de Sudanese regering op aangedrongen hulpverleners in Darfur niet langer lastig te vallen. De regering in Kharthoem zegt te werken aan een oplossing voor het probleem.

De Sudanese ambassadeur die door het ministerie van Buitenlandse Zaken op het matje was geroepen, kreeg te horen dat Nederland „zich ernstige zorgen maakt over de intimidatie en bedreigingen van hulpverleners door de Sudanese autoriteiten.” In de Sudanese hoofdstad Khartoem bracht de diplomatieke vertegenwoordiger van de Europese Unie vergezeld van de Amerikaanse ambassadeur zijn zorgen over de behandeling van hulpverleners over aan het Sudanese ministerie van Buitenlandse Zaken.

Aanleiding daarvoor was de arrestatie eerder deze week van de Nederlandse hulpverlener van Artsen zonder Grenzen Vincent Hoedt en zijn Britse collega Paul Foreman. Beiden werden naar Khartoem overgevlogen voor ondervraging en werden later op borgtocht vrijgelaten. Het tweetal mag de hoofdstad echter niet verlaten en kan daardoor zijn werk niet doen.

De Sudanese regering is vooral ontstemd over het rapport van AzG over stelselmatige verkrachtingen in de provincie Darfur. Minister Ismail zei dat de beweringen van AzG zijn onderzocht en onjuist bevonden. Het onderzoek wordt volgens hem voortgezet. De minister riep internationale organisaties ertoe op „inmenging in zaken die hun niet aangaan te vermijden.” Er moet „een einde komen aan alle pogingen het imago van Sudan te belasteren of te beschadigen”, zei Ismail.

De speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties in Sudan, de Nederlander Jan Pronk, zei woensdag opnieuw dat hij „voor honderd procent” achter het AzG-rapport staat.